Bliksems! (22)

Over het dilemma van het doel en het middel

Arthur Crucq, ,

In mijn column van 3 augustus over diversiteit schreef ik dat een festival wat mij betreft best voor 100% Hindoestaans mag zijn en een rockfestival 100% undergound en dat niet elk festival langs de multiculturele meetlat hoeft te worden gelegd. Ik moest weer aan die column denken toen ik vandaag op de website van de landelijke 3voor12 een artikel las over het festival Ladyfest dat eind oktober in Rotterdam wordt gehouden. Een festival met een oorsprong in de Verenigde Staten dat een platform wil zijn voor vrouwelijke artiesten en waarop dus ook alleen vrouwen geprogrammeerd staan. Gaan we nu toe naar een nieuw soort verzuiling? Maar dat moest toch kunnen vond ik zelf? Mijn eerdere column verdient een nadere toelichting.

Over het dilemma van het doel en het middel

In mijn column van 3 augustus over diversiteit schreef ik dat een festival wat mij betreft best voor 100% Hindoestaans mag zijn en een rockfestival 100% undergound en dat niet elk festival langs de multiculturele meetlat hoeft te worden gelegd. Ik moest weer aan die column denken toen ik vandaag op de website van de landelijke 3voor12 een artikel las over het festival Ladyfest dat eind oktober in Rotterdam wordt gehouden. Een festival met een oorsprong in de Verenigde Staten dat een platform wil zijn voor vrouwelijke artiesten en waarop dus ook alleen vrouwen geprogrammeerd staan. Gaan we nu toe naar een nieuw soort verzuiling? Maar dat moest toch kunnen vond ik zelf? Mijn eerdere column verdient een nadere toelichting. Tot mijn grote vreugde las ik dat iedereen welkom is op het Ladyfest festival. Gelukkig maar. De dagen dat ik op dinsdagavond (of was het woensdag?) bij het krakerscafé Brullend Breekijzer geweigerd werd omdat het vrouwenavond was en daarbij geen mannen gewenst werden liggen ver achter ons. Op Ladyfest zal de scheiding der seksen beperkt blijven tot het podium. Daar zullen alleen maar meidenbands spelen en vrouwelijke dj’s achter de draaitafels staan. Bij Ladyfest wordt uiteraard een artistieke prestatie nagestreefd maar de grootste gemeenschappelijke deler van de geprogrammeerde artiesten bestaat eruit dat ze vrouw zijn. Dat laatste raakt aan de benadering die de afgelopen decennia steeds dominanter is in het cultuurbeleid. Cultuur als middel. Onze wethouder van cultuur Klijnsma maakte eerder dit jaar de opmerking dat er meer multiculturele bands geprogrammeerd moesten worden op festivals. Maar waarom vindt ze dat? Het antwoord laat zich raden. Het motto van dit college is ‘meedoen’ en dat betekend dat ook het cultuurbeleid gericht moet zijn op de participatie van zo veel mogelijk mensen. Maar daarmee zijn we er niet. Want staat die multiculturele band straks op het podium omdat ze zo vreselijk goed zijn of staan ze er omdat er een nieuw publiek mee wordt aangeboord, of staan ze er omdat de leden van de band oorspronkelijk uit een ander land komen? In het slechtste geval staan ze er als excuus voor de subsidiekraan en dan doet een benadering van cultuur als middel eerder schade dan dat ze bijdraagt aan werkelijke cultuurparticipatie. Wanneer je cultuur als doel benadert dan zul je als organisator van een popfestival een artistieke productie willen neerzetten van een zekere kwaliteit. Dat daarbij één stijl van muziek centraal staat kan een keuze zijn. Die keuze om een festival te organiseren rond Hindipop, hiphop, jazz, rock of punk is legitiem. Zo’n festival zal ongetwijfeld een bepaalde doelgroep aantrekken maar het gaat, ook die doelgroep, om de specifieke inhoud. Daarin kun je wat mij betreft niet eigenwijs genoeg zijn en een festival dat zich richt op Hindipop zou dan ook gewoon goede Hindipop moeten programmeren en niets wat daar vanaf leidt. Het inhoudelijke idee dat het publiek kennis moet maken met de ware schone kunsten is inmiddels achterhaald en wordt nu als elitair en denigrerend gezien. Geen enkele politicus, beleidsmaker of cultuurmaker zou het tegenwoordig durven te wagen een uitspraak te doen over de kwaliteitsverschillen tussen bijvoorbeeld de klassieke muzikant of de gitarist van een rockband. Wat overblijft is nog wel een traditionele en dus onterechte overwaardering van de eerste die geslecht moet worden ten gunste van de tweede. Dat geld ook weer binnen de popmuziek. De rockmuziek in Den Haag is al jaren oververtegenwoordigd en dat terwijl er ondertussen enorme percentages jongeren in de stad wonen die helemaal niet zoveel op hebben met rock, maar die bijvoorbeeld luisteren naar hiphop, hindipop, soul of ragga. De dominantie van de rock zal wat onze wethouder betreft geslecht moeten worden ten gunste van die andere stijlen. Daarmee moet ook de cultuurparticipatie van die over het algemeen als lastig bereikbaar bestempelde groep van allochtone jongeren toenemen. Cultuur als middel dus waar overigens ook het gevaar van stigmatisatie in schuilt, getuige het resultaat van dit beleid dat zich gemakkelijk laat zien in veel activiteiten die voor jongeren met subsidiegeld worden georganiseerd. Er wordt niet gekeken naar welke rapper er geprogrammeerd staat, áls er maar een staat. De kwaliteit laat nogal eens te wensen over. Het spanningsveld van de hedendaagse cultuurmaker begeeft zich dus op dit grensvlak. Je kunt cultuur haast niet louter als middel inzetten, want wanneer de kwaliteit onder de maat is dan dreigt het tegenovergestelde van wat je wil bereiken. En wie kan nu beter de kwaliteit van bijvoorbeeld Hindipop beoordelen dan de deskundigen uit die muzieksoort zelf? En wie is er nu bij uitstek geschikt om de kwaliteit van undergound te bepalen dan de deskundigen uit de underground zelf? Een belangrijk argument waarom ik voor die scheiding van geesten ben zolang het publiek maar overal welkom is. Zit ik alleen nog met Ladyfest. Maken vrouwen een ander soort popmuziek dan mannen die alleen door vrouwelijke programmeurs op de juiste waarde kan worden geschat of is er nog wat anders aan de hand?