Zijn wij popstad nummer één? Dat is een van de vragen die centraal staan tijdens het Haags popdebat waarmee de Haagse popweek vrijdag de dertiende wordt geopend. Het is tevens een vraag die aan elk debat over popmuziek in Den Haag vooraf gaat en wie mijn vorige column heeft gelezen weet hoe ik er over denk. Die vraag hangt ons als een molensteen om de nek. Dus het moet maar eens afgelopen zijn met die onzin. Aangezien ik wetenschappelijk ben ingesteld en hou van concrete antwoorden heb ik een klein onderzoekje verricht met als uitgangspunt de Top 100 van 2005. De vraag of Den Haag popstad nummer één is kunnen we met een volmondig ja beantwoorden. Veruit nummer één zelfs. Maar doet het er wat toe?
Het is heel simpel. Neem de Top 100 van 2005. Kijk welke Nederlandse acts in die lijst staan, kijk vervolgens waar ze vandaan komen en ken vervolgens op basis van de positie in de lijst punten toe. Staat een productie op 1 dan krijgt het 100 punten, op 2 dan 99 en zo verder tot je bij nummer 100 bent. Uiteindelijk tel je de punten van alle producties uit een stad bij elkaar op en je kijkt welke stad de meeste punten haalt. Den Haag steekt er dan met kop en schouders bovenuit. Met maar liefst 8 producties in de jaarlijst was Den Haag goed voor bijna 500 punten en dus verruit de best vertegenwoordigde stad in de Top 100. Popstad nummer één dus!! Op grote afstand gevolgd door Amsterdam en Tilburg (zelfs de nummer 1 positie van Guus Meeuwis kon niet voorkomen dat Den Haag over het geheel beter scoort).
Dat Den Haag in de hitlijsten zo goed scoort hebben we vooral te danken aan de vele hits van het gouden trio Anouk, Kane en Di-rect. Voor hen was 2005 een goed jaar en dus was het een goed jaar voor Den Haag, maar of dat ook in 2006 zo zal zijn is maar zeer de vraag. Daarin schuilt meteen het betrekkelijke van mijn methode want hij is louter gebaseerd op cijfers uit de hitparade en die is nu eenmaal grillig. Wanneer alle drie de Haagse acts nieuwe albums uitbrengen in hetzelfde jaar is de kans groot op veel hits maar in een albumloos jaar van het gouden trio kan het dus zo zijn dat Den Haag helemaal niet in de hitparade voorkomt. Het succes van Den Haag louter op basis van hits bepalen is dus niet afdoende.
Wat bedoelen we eigenlijk wanneer we zeggen dat we popstad nummer één zijn? Dat er veel hits in Den Haag worden geboren, dat er vernieuwende stijlen in Den Haag ontwikkeld worden of dat Den Haag de meeste bands per 100 inwoners van het land kent? Over de betekenis van popstad nummer één zijn geen unanieme standpunten. De electro liefhebber zal trots wijzen op het feit dat een klein groepje freaks in een platenzaak in Detroit een Haagse 12 inch uit de bak grissen. Dit verschijnsel zal zich nauwelijks vertalen in hitlijsten maar mag muzikaal en cultureel toch wel een bijzonderheid genoemd worden. De rockfan echter zal weer trots wijzen op verrichtingen van Kane, die zich wel makkelijker laten vertalen in hitlijsten en verkoopcijfers.
De vraag of we popstad nummer één zijn hangt af van wat we belangrijk vinden. Daarin lijkt slechts één gemene deler. We vinden allemaal dat er goede muziek in de stad gemaakt moet worden en juist het begrip ‘goed’ laat zich niet vangen in een objectieve omschrijving. Toch is dat waar de electro muzikant en de rocker zich vooral mee bezig moeten houden. Goede muziek maken! De vraag of we daarin ‘het beste’ zijn is subjectief en dus niet meetbaar en dus niet relevant.
Bliksems! (24)
Haagse Popweek: Hitsville The Hague!
Zijn wij popstad nummer één? Dat is een van de vragen die centraal staan tijdens het Haags popdebat waarmee de Haagse popweek vrijdag de dertiende wordt geopend. Het is tevens een vraag die aan elk debat over popmuziek in Den Haag vooraf gaat en wie mijn vorige column heeft gelezen weet hoe ik er over denk.