De tijden veranderen. Boudewijn en Dylan zongen het en het is een waarheid als een koe. Alleen gaat het altijd anders dan we denken. Niets is meer wat het is of wat het was. De herfst is inmiddels afgeschaft en met de Sint zingen we ‘zie de zon schijnt door de bomen’. Het socialisme is weer terug en eeuwen van wetenschappelijke ontwikkelingen hebben niet kunnen verhinderen dat hele volksstammen weer, of nog steeds, in God geloven. “Panta rhei”, zeiden de Grieken al. Alles stroomt en niets blijft en zo is het ook in de popmuziek. Alles wat gister verguisd werd, is vandaag hip en andersom. En in het niet aflatende verlangen van dag tot dag alles bij te blijven houden komt vroeg of laat de klad. Uiteindelijk vallen we nog steeds ten prooi aan de vergankelijkheid.
Ik word oud! Deze dramatische gedachte overviel mij vanmorgen toen ik voor de spiegel stond. Niet dat ik getuige was van een beginnend fysiek aftakelingsproces. Nee, om eerlijk te zijn zie ik er fantastisch uit, dus daar heeft het niks mee te maken. Nee, ik voel mij oud. En dat niet alleen. Ik betrap mij er steeds vaker op dat ik het oud voelen helemaal prima vind. Je zou de dertigers de kost moeten geven die zich juist in deze leeftijdsfase steeds vaker beginnen te excuseren met zinnen als; “..maar ik voel mij nog jong hoor”, of “ik ben nog jong van geest”. Waarmee ze natuurlijk impliciet bedoelen dat ze dondersgoed weten dat het onmogelijk is je nog jong te voelen, wanneer je na het trekken van een sprintje tien minuten lang naar zuurstof moet happen en dat die zogenaamde jonge geest wel de schijn van moderniteit heeft, maar in wezen oerconservatief is.
Zulke geesten stemmen tegenwoordig op Marijnissen en zijn SP. Als het aan die partij ligt dan worden de kelders van ‘s lands ministeries binnenkort geheel in de stijl van de BKR (1) volgestouwd met overgesubsidieerde maar totaal nietszeggende en talentloze popmuziek en wordt daarmee het popmuseum vanzelf alsnog een feit. Ik verheug mij nu al op de serie verzamelalbums van de Vrije Hollandse Socialistische Jeugdbrigade, die de oubollige strijdliedjes van Mao uit de toch wat gedateerde Chinese cassetteverzameling van Jan, lekker oppimpt tot coole commierock, stalinrap en leninhouse. Het is een oude ‘nieuwe werkelijkheid’ waar ik en mijn generatiegenoten slechts onwennig naar kunnen kijken. Dachten wij dat met de jaren negentig de ideologieën en grote verhalen op de schroothoop van de geschiedenis waren beland, blijkt het socialisme met Jan springlevend, krijgt extreem nationalisme met Geert weer voet aan de grond en is dankzij onze moslimbroeders ook het geloof weer helemaal terug. De geschiedenis leert ons hier één ding; alles is werkelijk mogelijk.
Zo groot als het slagveld tijdens de verkiezingen was, zo rustig bleef in het de Haagse popwereld. Mijn oproep tot revolutie van enkele weken geleden leverde niet één eigenwijze jonge columnist op. ‘Zo moet Troelstra zich gevoeld hebben’, dacht ik, niet gespeend van enige vorm van bescheidenheid. Je roept op tot de revolutie en vervolgens komt er niemand opdagen! Maar hoe serieus neemt men mij nog wanneer ik eerder oproep tot vernieuwing maar vervolgens wel nog vier jaar lang dezelfde plaat (2) blijf herhalen? Neen, dan ga ik zelf wel op zoek naar iemand!
En dan merkte ik nog iets. Twee weken terug verbleef ik een aantal dagen in Berlijn. In plaats van op zoek te gaan naar de muzikale erfenissen van oud-bewoners Lou Reed en Nick Cave of de een na de andere electro en tekno party aan te doen. Of het urenlang in steenkolen Duits slap ouwehoeren met punkers uit de provincie in een gekraakt voormalig DDR ministerie. Of trots te zijn op het feit dat ‘s Gravenhaags hoop in bange dagen Hasselhoff in oktober in Berlijn speelde (waar ik overigens oprecht wel trots op ben!). Of de een na de andere tweedehands platenzaak plat te lopen (platen?) (3). Of voor de romantiek ervan weer eens ouderwets op zoek te gaan naar nog echte hasjdealers, want illegaal in Berlijn.
In plaats van al deze eerbare handelingen van de subculturele allesvreter van de popcultuur, sloot ik mij ditmaal twee dagen op in keurige musea. Verwonderde ik mij over het verstilde, nog niet eens zo oude, verleden in het filmmuseum van Potsdam. Wandelde ik uren door de gangen van het Neues Palais van Frederik de Grote. Voelde ik een weemoed bij de leegte van die immense zalen waar schilderijen van Gentileschi, Rubens, Reni en Vasari nog slechts de ogen van schoonmakers, conservatoren en een enkele toerist strelen. Kocht ik voor 2 euro een dichtbundel van Goethe en een DDR uitgave van een dichtbundel van Schiller, waarvan ik vind dat iedereen in Europa ‘An die freude’ uit z’n hoofd zou moeten leren.
Om een lang verhaal nog een stuk langer te maken; de onweersbui die Bliksems heet is aan het over drijven en zoekt zijn heil langzamerhand in de geborgenheid van andere heuvels en dalen dan die louter van de grillige 'rock ende roll'. Wie goed luistert hoort de donder al verstommen. Nog vier slagen en hier wordt het stil. (4)
(1) Regeling waarbij kunstenaars vanaf de jaren zeventig hun werk kwijt konden aan de overheid in ruil voor een uitkering. Het gevolg was dat de depots van de overheid boordevol kunstwerken stonden die vaak niet eens werden tentoongesteld. De laatste jaren wordt veel van de BKR kunst door de overheid teruggeven aan de makers of kunnen de makers hun werken terugkopen. De regeling werd eind jaren tachtig afgeschaft.
(2) Volledig: Grammofoonplaat. Ronde schijf van zo’n twintig centimeter doorsnede gemaakt van bakeliet en later van vinyl. Door middel van het persen van groeven in het materiaal kon er muziek in ‘opgeslagen’ worden. De plaat kon worden afgespeeld op een daarvoor ontworpen platenspeler waarbij een gevoelige naald, bevestigt aan een arm, de groeven leest en deze omzet in geluidssignalen die door de platenspeler werden doorgestuurd naar de versterker.
(3) Zie noot 2.
(4) Dit is inderdaad wellicht een wat pathetische slotzin.
Bliksems! (31)
Passerend onweersfront
De tijden veranderen. Boudewijn en Dylan zongen het en het is een waarheid als een koe. Alleen gaat het altijd anders dan we denken. Niets is meer wat het is of wat het was. De herfst is inmiddels afgeschaft en met de Sint zingen we ‘zie de zon schijnt door de bomen’. Het socialisme is weer terug en eeuwen van wetenschappelijke ontwikkelingen hebben niet kunnen verhinderen dat hele volksstammen weer, of nog steeds, in God geloven.