Allereerst wil ik de lezers excuses aanbieden voor het niet verschijnen van mijn column vorige week. Hij is wel geschreven! Voor tekst en uitleg en een kopie verwijs ik je naar de redactie van 3voor12.
De beste popmuziek wordt aan de andere kant van de Noordzee gemaakt. Van die overtuiging werd ik mij weer bewust na een bezoek aan de vijfde editie van The Music In My Head. Allereerst speelden The Editors op vrijdag op spectaculaire wijze de grote zaal van het Paard van Troje plat en de dag erna deed Maxïmo Park hetzelfde. Wat deze Engelse bands zo goed maakt is het vaak uitstekende songmateriaal. Daarnaast is er sprake van een enorme podiumuitstraling en durven ze boven zichzelf uit te stijgen op een manier die we in Nederland nog wel eens voor pathetisch en aanstellerig verslijten. Toch is het juist die combinatie van pathos, tomeloze energie en overgave die iemand tot popmuzikant in al haar facetten maakt.
Om te spelen is Nederland volgens Engelse en Amerikaanse bands een uitstekend land. Onze zalen zijn goed, we hebben het cliché van de marihuana die hier vrij verkrijgbaar is en het Nederlandse poppubliek is buitengewoon enthousiast. Allemaal waar! Qua voorzieningen hebben we in Nederland niks te klagen. Hier in Den Haag beschikken we over een prachtige concertzaal, is er in deze tijd van het jaar bijna elke week wel een festival. Er zijn alleen al in onze stad meerdere organisaties die zich met overheidsgeld voor popmuziek inzetten en er zijn tal van bandcoaching en begeleiding projecten die de artistieke vruchten moeten gaan afwerpen waarop wij zo vurig hopen. In menig buitenland zijn deze voorzieningen veel minder uitgebreid voor handen en er is veel minder publiek als hier. Hoe komt het dan toch dat er vaak van die belabberde popmuziek wordt gemaakt in Nederland?
De vraag stellen is hem beantwoorden. Grensverleggende popmuziek, zoals in het verleden de punk en de house, ontstaan niet in een popklimaat waarin in overmaat allerlei door de overheid gesubsidieerde voorzieningen aanwezig zijn. Kennelijk zijn er andere krachten nodig om de popmuzikant tot grootse prestaties te forceren. Frustratie, woede, liefde en onmacht. Zaken die zich niet door een overheid of een door haar gesubsidieerde instelling laten regelen. De luchtigheid waarmee popmuziek in Den Haag vaak wordt gebracht is misschien wel illustratief voor een gereguleerd popklimaat waar de venijnige angel uit de muziek is gehaald en de rock and roll om zeep is geholpen.
De meeste bands in Den Haag zullen ondanks hun potentiële talent nooit een groter publiek bereiken. Instellingen die zich bezig houden met popmuziek zouden wat dat betreft dan ook bescheiden moeten zijn in hun doelstellingen. Voor de meeste muzikanten zal popmuziek maken een uit de hand gelopen hobby blijven en daar is natuurlijk helemaal niks mis mee. Want ook daarin is plaats voor kwaliteitsverbetering en is het zinvol om aan je podiumact te werken en een goede demo te kunnen maken. Het getuigt van naïviteit echter om te denken dat in een stad als Den Haag jaarlijks vele nieuwe Kane's of Hallo Venray's opstaan.
Wie wel over dat uitzonderlijke talent beschikt zal ook los van alle voorzieningen een bestaan als popmuzikant moeten kunnen opbouwen. Door keihard te werken en vooral niet te lijden aan het, in Nederland nogal vaak voorkomende, syndroom van 'gewoon' te willen blijven. Hoe uitzinniger, tomelozer, emotioneler, pathetischer en radicaler, hoe beter! Wie gewoon wil blijven moet maar ambtenaar worden.
Bliksems! (7)
Haagse pop mist venijn
De beste popmuziek wordt aan de andere kant van de Noordzee gemaakt. Van die overtuiging werd ik mij weer bewust na een bezoek aan de vijfde editie van The Music In My Head. Allereerst speelden The Editors op vrijdag op spectaculaire wijze de grote zaal van het Paard van Troje plat en de dag erna deed Maxïmo Park hetzelfde.