December. Het is altijd weer een mooie tijd. Donkere weemoedige dagen. Voor twee weken toe geven aan kitschversiering en natuurlijk terugblikken op alweer een voorbij jaar. (zucht) Een jaar waarin betrekkelijk bescheiden werd stilgestaan bij het vijftigjarig bestaan van wat wij thans popmuziek noemen, als je het jaar 1956 als uitgangspunt neemt ten minste. De periode die achter ons ligt is lang genoeg om een lijn van ontwikkeling en hoogtepunten te zien en de popgeschiedenis kan een aardig inzicht geven in de huidige stand van zaken. Waar bevinden wij ons? Stelde het popjaar werkelijk teleur. Terug naar de klassieke oudheid van de popmuziek. De jaren vijftig.
Het zal wel altijd een punt van discussie blijven. Wat was nu de allereerste rock ‘n roll single? Waar ligt het beginpunt? De term rock ’n roll wordt al reeds in 1948 gebezigd maar de echte doorbraak begint met de film ‘Rock around the clock’ uit 1956. Vanaf dat moment komt er een stortvloed op gang van rock ’n roll muziek met platen van onder meer Elvis, Buddy Holly, Chuck Berry en Bo Diddley. Deze eerste ruige periode eindigt rond 1959 om tijdelijk wat zoetsappig te worden wanneer de ‘highschool’ muziek de toon aangeeft. In 1964 wordt de traditie echter weer opgepakt vanuit Engeland met de beat explosie, aangevoerd door The Beatles en The Stones.
Een artistiek hoogtepunt wordt bereikt in de late jaren zestig. Popmuzikanten beginnen pretenties te krijgen. Een popmuzikant is niet langer een entertainer maar een kunstenaar die zelf zijn muziek schrijft en uitvoert. Aan deze periode hebben we dan ook vele hoogtepunten te danken zoals ‘Pet sounds’ van The Beach Boys (eigenlijk; Brian Wilson) uit 1966 en in datzelfde jaar ‘Revolver’ van The Beatles. Was de samenhang tussen aanstekelijke popsongs en het artistieke experiment op ‘Revolver’ nog perfect in balans, op ‘Sgt. Peppers lonely hearts club band’ uit 1967 begint het experiment aardig door te slaan en vangt een tijd aan, waarin we worden verveeld met urenlang geneuzel en geëxperimenteer. De symfonische of progrock uit de vroege jaren zeventig is hier het toonbeeld van. De tot kunst geworden popmuziek die experimenteel mag zijn, verliest zich in geaffecteerde kitsch en gekunstelde pathos. Maniertjes nemen op het podium de overhand. Vervelend lange gitaar en drumsolo’s zijn het gevolg. ‘Kijk eens hoe goed ik kan spelen!’
Op twee belangrijke momenten in de popgeschiedenis grijpt men terug op de ‘klassieke oudheid’ van de rock ’n roll. Dat is met de aanvang van de punk en in zekere zin met de house, hoewel de house in muzikaal opzicht radicaal anders klinkt. Overeenkomstig is echter een hang terug naar de basis, bevrijdt van onnodige franje, maar puur, rauw en oprecht. Less is more. Aan een dergelijke opleving gaat altijd een periode vooraf zoals ik hierboven beschreef. Popmuziek als een set aangeleerde maniertjes. Popmuziek, niet meer als kunst, maar als kunstje, met een kleine K. Deze ontwikkelingen van teruggrijpen, doorschieten en weer teruggrijpen zien we ook in andere geschiedenissen. Vernieuwing ontstaat bij de gratie van traditie.
Met het ontstaan van de retro trends zijn we in de jaren negentig in de Romantiek van de popmuziek terechtgekomen. De Romantiek in de bouwkunst bestond in de 19e eeuw ook vooral uit een bonte verzameling van retro stijlen. Met het modernisme in de twintigste eeuw begint een periode waarin het ene na het andere isme wordt gelanceerd en is er van een traditie haast nauwelijks meer sprake. Alles kan naast elkaar bestaan. Alweer is een opvallende analogie met de popgeschiedenis zichtbaar. In de popmuziek bevinden we ons immers ook in een periode waarin alle stromingen naast elkaar bestaan en er geen dominante stroming lijkt te zijn. Er wordt zowel teruggegrepen op de ‘rock ’n roll’ als op de wave bands uit de jaren tachtig. En ook de ‘hoog klassiek’ van de late jaren zestig kan nog op menige navolging rekenen.
De vraag is welke kant het op zal gaan. Blijft de popmuziek een poel van naast elkaar levende niches zonder samenhang of staan we toch weer aan de vooravond van een Renaissance? In het eerste geval zouden de popmuzikanten van nu postmoderne luitjes zijn, in het tweede geval zijn het vervelende cultuurbarbaren die niet meer weten hoe het hoort en worden zij spoedig opzij gezet door een nieuwe generatie die de oorsprong zal herontdekken en vernieuwen. De tijd zal het ons leren. Ondertussen blijft de toekomst in hoge mate onvoorspelbaar, maar is zij wel een buitengewoon leuk gespreksonderwerp voor op een avond tegen het einde van het jaar. Bij voorkeur in het gezelschap van eigenwijze vrienden en een goed glas rode wijn.
Bliksems! (33)
Maniëristische popmuziek
December. Het is altijd weer een mooie tijd. Donkere weemoedige dagen. Voor twee weken toe geven aan kitschversiering en natuurlijk terugblikken op alweer een voorbij jaar. (zucht) Een jaar waarin betrekkelijk bescheiden werd stilgestaan bij het vijftigjarig bestaan van wat wij thans popmuziek noemen, als je het jaar 1956 als uitgangspunt neemt ten minste.