Living Colour verdient verse fans

“Dat moet dus een goed optreden zijn geweest”

Margot de Graaff, ,

Living Colour, de Amerikaanse band die rock, funk en jazz aaneensmeedt tot een energieke mix, trad vrijdag 5 maart op in de Boerderij in Zoetermeer. Het publiek bestond voornamelijk uit fans die de band nog kenden van vóór de lange pauze die in1995 werd ingelast. Leuk, maar de band verdient ook verse aanhang.

“Dat moet dus een goed optreden zijn geweest”

Living Colour, de Amerikaanse band die rock, funk en jazz aaneensmeedt tot een energieke mix, trad vrijdag 5 maart op in de Boerderij in Zoetermeer. De uitverkochte concertzaal werd voornamelijk bevolkt door oudere fans die de band nog kenden van vóór de lange pauze die zanger Corey Clover, gitarist Vernon Reid, bassist Doug Wimbish en drummer Will Calhoun in 1995 hadden ingelast. Living Colour zorgde eind jaren tachtig voor een verrassing. De band durfde het aan om te experimenteren met de bestaande rockconventies, iets wat bands als Rage Against The Machine later tot inspiratie diende. De heren hadden met deze nieuwe aanpak zeer veel succes en ontvingen in 1989 een Grammy Award als Best Hard Rock Performance dankzij het debuutalbum ‘Vivid’. Ook de albums daarna, zoals ‘Time’s Up’met de hit ‘Love rears it’s ugly head’, schoten doel. Maar in 1995 viel voor Living Colour toch het doek en gingen Clover, Reid, Wimbish en Calhoun zich bezighouden met andere projecten. Zes jaar later kwamen ze terug op hun eerdere beslissing en Living Colour bestond weer. In 2003 verscheen 'Collideøscope', waarop de band de muzikale experimenten nog in een iets hogere versnelling heeft gezet en in de nummers als vanouds een sociaal-geëngageerde kant laat zien. De muzikanten toeren nu door Europa om te laten zien dat ze er dus nog steeds zijn. In de Boerderij, waar de show wordt gegeven onder de vlag van Arrow Classic Rock Radio, komt Clover langzaam op stoom voordat hij zich helemaal geeft aan het publiek. De muziek spat en spettert, gedragen door de zware bastonen van Wimbish en dubbele bass van Calhoun. Als je dit zo leest, denk je: “Dat moet dus een goed optreden zijn geweest.” Dat was het ook. Maar iets speelde het optreden parten. Iets waar Living Colour niets aan kan doen, waar je het publiek ook niet de schuld van kan geven, maar wat als een zwaard van Damocles boven iedere band hangt: de tijd. Vooral bands die na een lange pauze de draad weer oppakken, moeten opboksen tegen het feit dat in de jaren dat het publiek niks van hen heeft gehoord, anderen hun plaats hebben ingenomen. En ook al heb je aan de wieg gestaan van de muziek die de jongere garde nu maakt, het publiek dat daarop afkomt is je daar niet dankbaar voor. Jonge fans komen je niet belonen als je zelf weer op het podium staat. Ze denken eerder iets van: “Ja, ja, dat kennen we nou wel.” Vandaar misschien dat Living Colour voornamelijk kan rekenen op de trouwe oudere aanhang die in de zaal een beetje onwennig reageert op de stukjes drum ’n bass en de samples op het podium en het op een springen zet als een bekend nummer wordt ingezet. Van boekhouder tot ex-kraker, als Corey Clover het refrein zingt van ‘Glamourboy’ gaan de armen in de lucht. Dat is eigenlijk wel lollig aan Living Colour. Ondanks het geëxperimenteer, zitten er in het repertoire meezingers als deze en natuurlijk de overbekende ‘Love rears it’s ugly head’. Met een nieuwe hit boort de band misschien een verse aanhang van twintigjarigen aan die Living Colour in de toekomst behoedt voor het ‘gouwe ouwen-circuit’. Niet dat daar wat mis mee is, maar voor de levensduur van een band is het noodzakelijk dat nieuwe fans hun muziek opnieuw ontdekken. En een formatie met de reputatie als die van Living Colour verdient dat.