Het Nederlands publiek is de festivals moe. Dat lijkt de conclusie als je de tendens van de laatste twee jaar ziet. Lowlands, Pinkpop en andere meerdaagse festivals waren leger dan voorheen. Het North Sea Jazz heeft daar geen last van. Een vol Congresgebouw. Wellicht is het publiek alleen de alternatieve gitaarbandjes en de commerciële dance met een ruw randje beu. Misschien wil men liever zwijmelen en bewegen op aan jazz gerelateerde muziek, zoals soul, funk, blues, hiphop, wereldmuziek, latin en r&b.
Het verhaal mag bekend zijn. Over twee jaar zal North Sea Jazz verdwijnen uit de hofstad en naar Rotterdam verhuizen. Lokatie: Ahoy! Daar is veel om te doen geweest. De eerste dag van deze negenentwintigste editie bevestigt waarom. Qua sfeer, uistraling en logistiek is het Congrescentrum een prima plek. Voor de tweede keer in haar geschiedenis was het festival al ruim voor aanvang uitverkocht. De eerste en laatste keer dat dat gebeurde was in 2001.
Het is dat we allemaal beter weten, anders zouden we zeggen dat het Congresgebouw speciaal voor dit evenement is neergezet. Het zal in de loop der jaren zeker aangepast zijn aan de eisen en wensen van Paul Acket’s kindje. Want dat was toch de man achter dit grote festival. Zijn weduwe Jos Acket loopt nog steeds backstage rond om te zien wat Mojo van het ‘kindje’ heeft gemaakt.
Gelukkig zijn er nog steeds levenden legenden, zoals vanavond Dave Brubeck. De man die de wereld in 1959 shockeerde met 'Take five'. Het is dan ook heel bijzonder dat deze man om even voor half elf achter de vleugel in de PWA zaal kruipt om daar met zijn quartet een adembenemend optreden te geven. Het viertal begint met het recent opgenomen werkje ‘The Sunny side of the street’ en laat het niveau niet meer los vanavond.
Verder is de eerste avond van North Sea een kwestie van pappen en nathouden. De acts waren prettig om te zien en tonen zoals altijd een flink stuk muzikantenspel. Hoewel er niet echts iets slechts te zien viel, sprong er ook niet echt een act uit. Misschien heeft deze conclusie weer te maken met de zinnen die jaren geleden een andere journalist al neer pende. 'Slechte acts zie je niet omdat je keuze bij een andere act ligt. Maar ook de beste acts mis je altijd. Je bent net te laat aangekomen in de zaal of je staat bij een andere act te kijken.' Een conclusie die zeker niet uit de lucht is komen vallen. Meestal hoor je in de wandelgangen wat voor goeds je hebt gemist. Dit jaar waren de berichten, dat het allemaal wel erg leuk was maar de verassingen en sublieme momenten waren ver te zoeken.
De organisatie heeft met opener Santana gekozen voor zekerheid. Het publiek heeft massaal een kaartje gekocht voor deze gitaarheld. En Carlos Santana geeft het publiek waarvoor het komt. Een inkoppertje. Veel werk van zijn laatste twee albums ‘Supernatural’ en ‘Shaman’ afgewisseld met lichtvoetige latin deuntjes en greatest hits uit het verleden.
Wie iets anders wilde zien moest er vroeg bij zijn. Zo kon het gebeuren dat er voor het optreden van Rickie Lee Jones zoveel animo was, dat de Van Gogh Zaal tijdelijk voor publiek was afgesloten en bij het Greg Osby Quartet was het zo druk dat je slecht flarden jazz kon horen. Voor Nguyen Le pakte dit gunstig uit. Dit multiraciale viertal rondom de in Frankrijk geboren gitarist met dezelfde naam wist het publiek voor zich te winnen met een hommage aan Jimi Hendrix. Tijdens het slotnummer ‘Voodoo chile’ liepen de gemoederen wat hoog op toen zangeres Cathy Renoir zich van haar sensuele kant liet zien.
Ook bij de groep Tasha’s World, die vorig jaar nog speelde in de entreehal, was het een drukte van jewelste. Dit jaar stond de zangeres met haar band op een volwaardig podium. In tegenstelling tot het pop- en rockfestival publiek lijken de bezoekers van North Sea jazz de hype rondom de Rotterdamse nu-soul zangeres wel te begrijpen. Hoe voller de zaal, hoe beter Natasja Slagtand tot haar recht komt.
Dit viel niet te zeggen van Elvis Costello. Wat doet deze man toch op een festival als dit. De ooit zo rebelse bebrilde zangers zette nu een matte performance neer. Waarbij het publiek verder in slaap werd gesust door het Metropole Orkest.
Ook Richard Bona ontsteeg zijn eigen niveau niet. Gekleed in een fleurig bloesje spreidde hij zijn virtuoze basspel over het Paul Acket Tuinpaviljoen uit. Drie jaar geleden werd deze man nog binnengehaald alsof het de nieuwe Jaco Pastorius was. Zijn debuutalbum ‘Scenes Of My life’ werd toen door vriend en vijand de hemel in geprezen. De man zelf mocht deel uitmaken van de Pat Metheny Group. Waarna zijn derde CD ‘Munia’ zijn levenslicht zag. Bona had duidelijk moeite met de verwachting die rond zijn persoon is geschapen.
Terwijl in de Jan Steenzaal McCoy Tyner en zijn trio een puik stukje vakwerk afleveren, speelt aan de overkant in de Paulus Potter zaal Ed Motta. Of er sinds de jaren 70 niets is gebeurd. Een stem als George Benson en muziek afkomstig uit de tijd van Return To Forever en Gill Scott-Herren. Met zijn superdikke gestalte en bebaard gezicht lijkt Ed Motta zo te zijn weggelopen uit een aflevering van Sesamstraat. Zijn expressie doet de rest als Motta met zijn stem zowel bas, drums, zang en gitaarpartijen voor zijn rekening neemt.
Dan volgt één van de spraakmakers van het festival. Michael Franti in de Statenhal. Net als tijdens het opwarmfeestje laat Franti iedereen geloven dat ‘geloven in een betere wereld nog bestaat’. Tijdens de signeersessie in de kelder laat Franti zien wat gevoel is. Zo signeert hij de buik van een zwangere vrouw met woorden van deze strekking. Bandleider Roy Ayers lost het weer op, op zijn manier. Met humor. Rare bekken trekken en spelen met je zonnebrilletje lijkt zijn devies. Zijn band wordt er niet warm of koud van en speelt strak door.
De echte publiekstrekker op deze vrijdag is nu-soul zangeres nummer één, Angie Stone. De Statenhal lijkt één golvende mensenmassa. Van voor tot aan de tribune staan mensen boven op elkaars lip om een glimp van Angie Stone op te vangen. Muzikaal kiest mevrouw Stone voor vlakheid. Vanaf het vierde nummer lijkt de verassing te zijn verdwenen en doet de band vermoeden, moe gespeeld te zijn.
Gelukkig zijn er ook nog debutanten op het festival. Trompetist Kenny Wheeler speelt alsof zijn leven er vanaf hangt. Het is tenslotte zijn eerste North Sea Jazz. Aan de leeftijd kan het niet liggen. Wheeler lijkt allang en breed de vijftig te zijn gepasseerd. Hij wordt begeleid door Fred Hersch op piano. Die 25 jaar geleden voor het laatst in Den Haag speelde.
Het laatste uurtje van de eerste dag staat in het teken van dampende blues en een dansende menigte. Zowel bij Sergent Garcia als bij Michiel Borstlap gaan de voetje spontaan van de vloer. Borstlap speelt bijna elk jaar wel in meerdere samenstellingen op het festival. De Hagenaar werd in de kleine Rembrandtzaal terzijde gestaan door DJ Maestro. Al snel lijken de beats zo aanstekelijk te werken, dat binnen enkele minuten een dansvloer is gecreëerd voor het podium.
Bij de formatie Barrelhouse ligt dat anders. Het publiek is beduidend ouder dan bij Borstlap en co. Grijze haren lijkt hier het motto. Maar dan krijg je ook wel iets. Onvervalste bluesrock van het hoogste niveau. Barrelhouse laat niets aan het toeval over en speelt een gedegen set vol zweet, jankende gitaren en beukende drums. Na een dikke dertig jaar heeft deze Amsterdamse formatie nog steeds het speelplezier van een stel jonge honden. Iets wat niet over elke artiest vanavond gezegd zou kunnen worden.
Naar verwachtingen zullen de voorspellingen morgen niet anders zijn. Nog meer van hetzelfde of nog meer van hetzelfde maar dan anders. Het publiek zal het een worst zijn en komt morgen weer op de grote namen af. Voorspelbaar of niet.
North Sea Jazz 2004 – De vrijdag
Standaard recept zonder uitschieters
Het Nederlands publiek is de festival moe. Dat lijkt de conclusie als je de tendens van de laatste twee jaar ziet. Lowlands, Pinkpop en andere meerdaagse festivals waren leger dan voorheen. Het North Sea Jazz heeft daar geen last van. Een vol Congresgebouw. Wellicht is het publiek alleen de alternatieve gitaarbandjes en de commerciële dance met een ruw randje beu.