Laat Slau z'n gang maar gaan

Dichterlijke vrijheid op het kleinste podium van Den Haag

Cecile Morel, ,

"Pff, wat is het druk", verzucht Judith. De goedlachse uitbaatster van café De Oude Mol staat op maandagavonden zowel achter de bar als in de keuken. Vanavond heeft ze asperges gemaakt voor de gedeeltelijk Haagse formatie Slau. "Ik kan de bands niet zo veel betalen, dus dan vind ik het leuk om op die manier iets extra’s te doen."

Dichterlijke vrijheid op het kleinste podium van Den Haag

"Pff, wat is het druk", verzucht Judith. De goedlachse uitbaatster van café De Oude Mol staat op maandagavonden zowel achter de bar als in de keuken. Vanavond heeft ze asperges gemaakt voor de gedeeltelijk Haagse formatie Slau. "Ik kan de bands niet zo veel betalen, dus dan vind ik het leuk om op die manier iets extra’s te doen." Verscholen in een van de straatjes nabij het werkpaleis van de koningin vindt je het intiemste podium van Den Haag; het ruim 140 jaar oude café De Oude Mol. De band van vanavond, Slau, zit volledig ingekapseld in het nisje van nauwelijks twee meter diep. De ritmesectie van Slau, Enrico Gaal en Giovanni Waalzaam, is afkomstig uit Rotterdam en Dordrecht. "Een leuk samengaan van Rijnmond en Haaglanden", noemt toetsenist Menno van der Reis het. De nummers van Slau worden geschreven door gitarist en zanger Jeroen van der Wiel. Hij laat zich inspireren door de in 1936 overleden schrijver/dichter en scheepsarts J.J. Slauerhoff. Net als Slauerhoff mag Jeroen graag de vrijheid van de woelige baren opzoeken. Dit komt met name tot uiting in het nummer 'Klip en klaar' dat bol staat van de nautische verwijzingen. De teksten van Jeroen handelen verder opvallend vaak over kroegen en drankzucht. "Maar da’s een metafoor, hoor". Slau laat een stijl horen die het midden houdt tussen kleinkunst en Nederpop. Bij de start van de eerste set worden wat schoonheidsfoutjes gemaakt, maar dat mag de pret niet drukken. In elk geval niet de pret op het podium. Menno en Jeroen spelen elkaar de bal toe. Grapjes als "openbare repetitie" en "dit was het voorprogramma" doen vermoeden dat de groepsleden elkaar nauwelijks kennen. In werkelijkheid wordt trouw eens per week gerepeteerd en is het stel kind aan huis in De Oude Mol, hun stamkroeg. Zanger Jeroen heeft een lekkere stem. Zijn studentikoze bril en hippie-haar sluiten naadloos aan bij het repertoire wat hij ten gehore brengt. Een beetje Acda en de Munnik, een beetje Boudewijn de Groot, zangers die hij thuis ook in zijn CD-kast heeft staan. De arrangementen zouden iets meer variatie kunnen hebben. Gelukkig wordt daar in de tweede set gehoor aan gegeven. Het nummer 'Oorverdovend stil' wordt omlijst door stemmig Carel Kraayenhof-toetsenwerk van Menno. Het lied 'Toch weer' wordt uitgevoerd met een hoog 'Lord of the Dance gehalte'. De band houdt van geintjes en abrupte eindjes. "Deze zag je niet aankomen!", grapt Jeroen. Vanaf zijn hoge barkruk vertolkt hij de rol van troubadour met verve. Aan het eind van de avond heeft het publiek in het café zich vernieuwd. De werkende dertigers zijn grotendeels naar huis. Zij hebben plaats gemaakt voor een aantal grijze, kalende heren. Tijdgenoten van Ramses Shaffy, zeg maar. Dus zet de band het welbekende 'Laat me' in. Er gaan zowaar wat handjes in de lucht.