Door Margot de Graaff en Suzanne Unck
Het is 20.30 uur en de Master Musicians of Jajouka zitten klaar. Op een stoel, op een rijtje. Ze moeten echter nog even van het podium af voor twee korte films. Niet bijzonder indrukwekkend, overigens. Daarna mogen ze aantreden. Acht traditioneel geklede Marokkanen die op de Haagse Markt niet zouden opvallen. Maar hier doen ze dat wel, meer allochtonen op het podium dan in het publiek.
Een raar gevoel van herkenning bij het bekijken van de Master Musicians: gedachten gaan terug naar een dag ervoor toen Lee Ranaldo zijn belevenissen vertelde. Over de man met de viool op zijn knie, over Bachir Attar, frontman en Brian Jonesfan en over de geestverruimende werking van de traditionele, eeuwenoude muziek. The Night for Ramadan, zo kondigt Attar het optreden aan. Het is druk in de zaal, hetzelfde publiek als de afgelopen dagen; strak in het pak op de grond moeten zitten omdat alle stoelen bezet zijn. De vijf Marokkaanse toeschouwers klappen uitbundig mee, enkele Nederlanders volgen. Maar de meesten houden het bij hoofdknikken en kniewiebelen. Herhaling en bekrachtiging van het gespeelde ritme: sneller, intenser, zachter, eenvoudiger. Is het allemaal ingestudeerd? Is het improvisatie? Als Lee Ranaldo (groot fan en bandlid van Sonic Youth) zich bij de groep voegt, lijkt de muziek anders van karakter te worden. Ranaldo jamt lekker mee op zijn gitaar, gebruikt een strijkstok, schudt met zijn gitaar en houdt hem ondersteboven. Feedbacken krijgt ineens een ander beeld. Ranaldo en Attar hebben contact, spelen samen: gelijkwaardig en geïntegreerd.
God en de duivel zijn overal, maar op het platteland van Amerika zouden ze zomaar je buren kunnen zijn. Hier zijn goed en kwaad prominenter aanwezig dan elders, lijkt het wel. Tenminste, als je naar de muziek van 16 Horsepower luistert. Zo intens en zwanger van hel en verdoemenis, dat die alleen door iemand geschreven kan zijn die midden in die wereld rond de opgeheven vinger is opgegroeid. Bijvoorbeeld door David Eugene Edwards, kleinzoon van een Nazarener predikant. De frontman van 16 Horsepower predikt zelf ook voor de zondaren die de Tien Geboden met voeten treden. Die hebben daar geen bezwaar tegen. Integendeel, de grote zaal van de Koninklijke Schouwburg is afgeladen met een bij vlagen uitzinnig publiek. Edwards citeert uit het Oude Testament op gitaar, banjo en accordeon, bijgestaan door bassist Pascal Hubert en drummer Jean-Yves Tola. De mix van country, blues en folk doet de temperatuur in de zaal flink stijgen en na het laatste nummer roept het publiek om meer. Drie toegiften volgen. “Every man is a liar,” zong Edwards wat eerder tijdens het optreden. Tuurlijk, maar al die leugenaars zijn in elk geval vanavond bekeerd door God’s dienaar Edwards.
Eerder die avond speelde er ook al een muzikant die associaties opriep met het traditionele en een beetje beklemmende Amerikaanse plattelandsleven. Het muziekblad Rolling Stone schreef over de CD ‘Arkadelphia’ van singer/songwriter Rob Jungklas: “een aangrijpend document vol bloederige bottleneck gitaar en gesmoorde gebeden”. Jungklas begeleidt zich wippend op zijn stoel op gitaar en hanteert de bottleneck als een jongleur. Aangevuld met cello en drums creëren hij en zijn bandleden intrigerende muziek, waarbij je vanzelf wegdroomt. De nummers van Jungklas passen wel bij een aflevering van de X-Files. Waarin een boerendochter wil trouwen met de zombie in de schuur. Zoiets.
De enige Haagse muzikale bijdrage aan het Crossing Border Festival is Smutfish. Zanger en gitarist Melle de Boer kijkt vanuit een van de foyers naar 16 Horsepower, voordat hij vertrekt naar Paul’s Room waar hij moet spelen. Hoe is Smutfish eigenlijk op het festival beland? “Tja, ik had ooit eens een demo opgestuurd en nu ben ik via via gevraagd om mee te doen.” Vlak voor de aanvang van het optreden zegt hij tegen het publiek: “Wat doen jullie hier? Jullie moeten naar 16 Horsepower.” Maar de toeschouwers komen voor Smutfish en blijven zitten. De nummers van de band hebben dezelfde intensiteit als die van Edwards en Jungklas. Smutfish maakt ‘country-noir’ en die heeft raakvlakken met de muziek van de Amerikaanse muzikanten. De band is op weg om het niveau van 16 Horsepower en Jungklas te bereiken. Als de muzikanten zorgen voor een geluid met een laagje mos erop dan krijgen ze misschien dat zompige geluid wat zo bij de sfeer van de nummers past. Nu klinkt het nog iets te schel en zijn hun instrumenten nog niet vervlochten tot een organisch geheel. Rob Jungklas zei over zijn gitaren dat hij bij voorkeur goedkope exemplaren gebruikt “omdat die lekker trashy klinken”. Misschien een idee?
Solex en het Maarten Altena Ensemble (MAE). De sample-kunstenares en een groep mensen die improviserend, vernieuwend kijkt naar muziek uit het verleden. Een spannende combinatie die deze avond draait om het nieuwe stuk 1 + 1 = 11, voor het eerst uitgevoerd. Maar dat later. Gestart wordt met enkele ‘proeven’. Dirigent, drummer en Liesbeth Esselink(Solex) met hoofdtelefoon op de clicktrack. Want werken vanaf partituren of vanuit samples is een andere discipline. Ook in de muziek hoor je de zoektocht naar het ‘elkaar vinden’, proberen te bereiken, contact te maken. Dat lukt niet altijd: de stemmen van Esselink en Noa Frenkel, vocale soliste van het ensemble, passen niet als vanzelfsprekend bij elkaar. Soms klinkt het stuntelig samen, soms ook ontstaat er wel magie. Ook in de muzikaliteit is het zoeken, resulterend in compromissen. Waar is nu de kracht van de samenwerking? En ook: waar blijft de persoonlijke uitstraling van Esselink die hier lijkt op te gaan in de menigte, onopvallend en inboetend aan kracht. Toch, in de ‘hoofdact’ '1 + 1 = 11' komt het voorzichtig naar boven. Esselinks geknip en geplak vanuit de vele stukken van het MAE geven het haar stempel. Een nummer van 25 minuten dat krachtig blijft, boeit en spanning oproept. Nu zien we de kracht van Solex, de stemmen die klanken produceren en nu wel elkaar vinden. Maar had Solex hier het Ensemble voor nodig? Ik denk het niet.
Maarten Altena en Liesbeth Esselink vonden het in ieder geval een boeiende samenwerking. Altena, die bij de geluidstafel de partituren volgde, zegt hierover: “Het is erg spannend en leuk om ze te zien spelen. Levende muziek en bevroren muziek samen. Het gebeurt vooral bij het repeteren, je ziet dan iets ontstaan: de psychologie van het instrumenteren.”Ook Esselink vindt de samenwerking interessant: “Muziek moet prikkelen, je moet er opgewonden van raken. Dat wilde ik ook met het stuk '1 + 1 = 11'. Het is logisch dat je veel deelt met mensen die naar dezelfde plaatjes hebben geluisterd als jij, vanuit eenzelfde achtergrond komen. Bijzonder is het als je iets kunt delen met mensen vanuit een andere discipline. Ik vind het een hele kunst om zo’n lang stuk te maken, de spanning erin vast te kunnen houden.”
Crossing Border 2003 op de locatie van de Koninklijke Schouwburg is ten einde. Drie dagen lang literatuur, muziek en alle voorkomende combinaties zijn langsgekomen. Toch mist er iets. Ondanks optredens die mooi zijn, lezingen die boeiend zijn, publiek dat enthousiast is. Is het de locatie, zijn het de stoelen, gaat het om de voorspelbaarheid? Ron Sexsmith die er niet was omdat hij moest spelen op de inauguratie van de Canadese president? De verwachtingen waren wellicht groter dan de realiteit. Geen extase, maar gezapig zitten, kijken, luisteren. Misschien is het nodig: een festival voor 40+, maar onvergetelijke momenten biedt het niet.
Hoofdknikken en kniewiebelen
Dag drie van Crossing Border
Het is 20.30 uur en de Master Musicians of Jajouka zitten klaar. Op een stoel, op een rijtje. Ze moeten echter nog even van het podium af voor twee korte films. Niet bijzonder indrukwekkend, overigens. Daarna mogen ze aantreden. Acht traditioneel geklede Marokkanen die op de Haagse Markt niet zouden opvallen. Maar hier doen ze dat wel, meer allochtonen op het podium dan in het publiek.