Een genot om de blanke Hendrix te zien spelen

Robin Trower in Mezz is wel alleen voor de liefhebbers

Tekst: Robin van Essel, foto's: Martijn Stadhouders ,

De voormalige gitarist van Procol Harum, Robin Trower, is niet de bekendste naam uit de popgeschiedenis. Toch werd de beste man ooit wel 'de blanke Hendrix' genoemd. Niet meer dan terecht dat hij wel de grote zaal van Mezz vult dus. Het was een avond voor de liefhebbers.

Robin Trower in Mezz is wel alleen voor de liefhebbers

Vreemd. Dan heeft zo'n man in een van de meest gelauwerde bands van eind jaren zestig gespeeld, waarvan iedereen minstens één liedje kan meehummen. Werd-ie de blanke Hendrix genoemd. Heeft al ruim veertig platen op zijn naam staan, waarvan vijf met gouden status.  Maar als je de naam Robin Trower noemt, is de reactie meestal vragend (zelfs bij ondergetekende's vader, toch groot r&b- en bluesliefhebber). Toch staat Mezz vol voor het optreden van de 66-jarige voormalig gitarist van Procol Harum, weliswaar met publiek dat koren op de molen is van criticasters van de linkse hobby: man, blank, vijftigplus.

Robin Trower dus. Waar Procol Harum niet bekend staat als uitgesproken gitaarband, is deze Engelsman een r&b-gitarist (dat is iets anders dan r-'n-b, voor je het vraagt) pur sang, geroemd om zijn bluesy en psychedelische speelstijl. Vergelijkbaar met, inderdaad, Jimi Hendrix. Trower verliet Procol Harum dan ook al in 1971 en bracht sindsdien met verschillende andere artiesten platen uit, waaronder Bryan Ferry van Roxy Music en Jack Bruce van Cream. Vanavond speelt de man met drummer Chris Taggart en bassist Richard Watts. Omdat Trower zelf niet zingt, neemt die laatste de vocalen voor zijn rekening.

Vreemd om te zien hoe een band, inclusief zanger, in dienst staat van de gitarist. Maar wel terecht: alle ogen zijn gericht op Trower, die met verbeten trek om zijn mond opgaat in de muziek. Die begint ronduit no-nonsense: openers 'Confessin' Midnight' en 'Lady Love' rocken goed door en kennen weinig gepriegel. Dit gaat overigens de hele set zo door: Trower heeft geen pedalen, er worden geen instrumenten verwisseld, de nummers volgen elkaar in rap tempo op. De songs zijn met een enkele uitzondering allemaal van oude albums. Vooral 'Bridge Of Sighs' uit 1974 en 'A Tale Untold', een plaat vol B-sides uit medio jaren zeventig die vorig jaar opnieuw uitkwam, zijn goed vertegenwoordigd. Alleen 'The Turning' en 'Not Inside-Outside' uit de toegift komen van het recentere album 'The Playful Heart' uit 2006, meteen de enige twee nummers die wel een ellenlange, geïmproviseerde solo kennen.

Toch weet de band niet de hele set te beklijven. Trower is een fenomenaal gitarist en de ritmesectie erg degelijk, maar de songs zijn simpelweg niet spannend genoeg om te kunnen blijven boeien. De monotone, croonerachtige zang van Watts helpt hierbij ook niet. En dat is jammer, want zo gaat op den duur alles op elkaar lijken. Toch is het een genot om desnoods uren naar Robin Trower te mogen kijken: de man laat gitaar spelen er kinderlijk simpel uitzien en geniet er duidelijk zelf van. Het kan niet anders dan dat hij ooit dood neervalt middenin een riff. Maar: dit is muziek voor de liefhebber. Heb je niets met uitmuntend gitaarspel, heb je een korte aandachtsspanne, of ben je gewoon heel erg fan van 'A Whiter Shade Of Pale' van Procol Harum, dan heb je bij Robin Trower niet veel te zoeken.

Gezien: Robin Trower. Mezz, donderdag 13 oktober 2011.