De sixties herleven bij DeWolff

Op plaat niet geheel overtuigend, live des te meer

Tekst: Robin van Essel, foto’s: Robbert Nijs ,

Geen bingo afgelopen vrijdag, want Voodoo Boogie en DeWolff stonden in Mezz. Met Lowlands en Sziget nog op het programma lijkt de opmars van die laatste niet te stuiten. De dampende bluesrock, jankende Hammond-orgels en muzikale referenties waren inderdaad niet van de lucht.

Op plaat niet geheel overtuigend, live des te meer

De geest van Jack White waart door een uitverkochte Mezz als zanger Jan Jaspers van Voodoo Boogie het podium opklimt. Qua looks en stemgeluid welteverstaan, want verder spelen de Belgen zwaar groovende rootsrock die niet zoveel van doen heeft met de muziek van The White Stripes, of de hippiejurk van de toetsenist moet een referentie zijn. De songs zijn pakkend en een tikje hillbilly en de bas neemt een prominente rol in, wat ongetwijfeld niks te maken heeft met het feit dat bassist Rob Vanspauwen de laatste plaat produceerde en verantwoordelijk is voor de meeste songs. Al met al onderhoudend, maar het publiek wacht duidelijk op het hoofdprogramma.

Mezz staat inmiddels ramvol en, zoals te verwachten bij twee bands op het affiche die de jaren zestig hoog in het vaandel dragen, ligt de gemiddelde leeftijd vanavond, ehm, ver boven de veertig. Nee, dan de nog-geen-twintigers van DeWolff. Er zijn van die superlatieve beschrijvingen die elke recensent eens wil gebruiken. 'Dampende bluesrock' is er zo één. 'Jankend Hammond-orgel', nog zoiets. DeWolff is een band waarop ze ook eens daadwerkelijk van toepassing zijn. Toch was ondergetekende waarschijnlijk de enige in Nederland die niet helemaal overtuigd was van deze Limburgers.

Maar live zien is geloven bij DeWolff. Vanaf de eerste noten van 'Evil And The Midnight Sun' hangt het publiek aan de lippen van frontman Pablo van de Poel. Negentien jaar is hij, gekleed in vintage jasje, moddervette Gibson Custom om zijn schouders en een stem waar menig rockzanger jaloers op kan zijn. Zijn bandmaten Robin Piso en Luca van de Poel doen ook niet voor hem onder. Elke song wordt vakkundig gerekt met improvisaties en solo's, maar zonder de spanning te verliezen. Zo sta je naar 'Silver Love Machine' te luisteren en realiseer je ineens dat het nummer al ruim twintig minuten duurt. Met recht een psychedelische ervaring te noemen.

Live zijn de nummers niet alleen zó veel vetter dan op plaat, ook de kritiek die DeWolff wel eens kreeg over de uitstraling op het podium is inmiddels ongegrond. Van De Poel is uitgegroeid tot een entertainer die zich in die rol duidelijk prima op zijn gemak voelt. Dat hij af en toe een hoop echo in zijn zang nodig heeft om te verhullen dat hij een hoge noot niet haalt, is hem meteen vergeven. Als het publiek driekwart in het optreden een beetje inkakt, signaleert de band dat meteen. Een intense Hammondsolo, meeklappen en een geluidseffect van een antenne van een oude transistorradio zorgen ervoor dat iedereen meteen weer bij de les is. Ook aan de muzikale referenties is gedacht. The Black Keys liggen voor de hand, 'Seashell Woman' klinkt als Deep Purple, terwijl 'The Pistol' een orgelpartij heeft die zo van The Doors had kunnen zijn.

Tuurlijk, ergens is het pure recycling, maar DeWolff slaagt erin om een hippe, eigentijdse versie van sixties bluesrock te spelen. Eentje die, getuige de wat jongere koppen hier en daar in het publiek, ook in de smaak valt bij mensen die dat tijdperk zelf niet meemaakten. Het feit dat zulke jonge, sympathieke gasten een zaal zó plat weten te spelen, oogst alleen maar veel respect. En als Van De Poel in 'Yellow Rat Magic Blues' die hoge noot wél haalt, kan de avond dan ook niet meer stuk. Dit jaar op Lowlands en Sziget, en dan is iedereen om. Let maar op.

Gezien: Voodoo Boogie en DeWolff. Mezz, vrijdag 24 juni 2011.