Als kind kwam u in aanraking met de Go-Go scene in Washington. Begon daar de ontwikkeling van uw brede muzieksmaak?
Die periode heeft absoluut bijgedragen aan mijn muzikale vorming, maar er zijn meer factoren die een rol hebben gespeeld. Mijn ouders zijn wereldburgers en zij hebben die houding, die manier van leven, op me overgedragen. Zij lieten mijn broer en mij muziek horen uit Brazilië, Peru; alle niet-Westerse muziek die je kunt bedenken. Het was alsof het bij ons uit de radio kwam. Daarnaast hoorde ik alles van George Duke en Chick Corea, tot Mahalia Jackson. En mijn familie is zelf ook zeer muzikaal. Niemand heeft me ooit gedwongen om iets te gaan doen met muziek, het gebeurde gewoon omdat het overal om me heen was. Daarbij groeide ik op in Washington D.C., een heel internationale stad. Dat beeld bestaat niet van Washington, maar als kind al kwam ik mensen tegen uit de hele wereld. Als gevolg van al die invloeden kun je me niet in een hokje stoppen, want ik pas er niet in.
Als u zichzelf zou moeten omschrijven, wat zou u dan zeggen?
Ik zou mezelf omschrijven als iemand die zeer zorgzaam, leergierig en gefocust is. Ik vind het belangrijk om te delen en ik verwacht dat ook van de mensen om me heen.
In een interview van zo’n vijf jaar geleden sprak u over uw mentoren, de mensen die u muzikaal op weg hebben geholpen, waaronder Abbey Lincoln. Bent u op dit moment zelf een mentor?
Ik ben al een mentor sinds mijn twaalfde; op dat moment startte ik een band. Daarbij heb ik jongere broertjes en zusjes, dus ik ben altijd in de positie geweest dat ik anderen help en mijn ervaring en kennis deel. Daarnaast heb ik de taak om de muziek van anderen door te geven. Abbey Lincoln heeft me gevraagd haar muziek te blijven spelen, zodat het blijft voortbestaan. Ook ben ik betrokken bij muziekprogramma’s ter nagedachtenis aan Betty Carter, en heb ik op die manier de laatste jaren 48 van de grootste jonge muzikale talenten mogen ontmoeten. Ik ben dus zelf in de loop van de tijd op verschillende manieren een mentor geweest.