Wanneer hebben jullie elkaar ontmoet en hoe kwamen jullie op het idee om samen te werken?
Finch: Iemand van Mwldan, een cultureel centrum in Cardigan, Wales, kwam op het idee voor een project om de harp en de kora te combineren en bracht ons begin 2013 samen. We bleken muzikaal op een lijn te zitten en hebben toen een paar concerten gegeven. Later dat jaar namen we een album op, Clychan Dibon. Na ons optreden op Womex is het echt gaan lopen en sindsdien hebben we al 54 keer opgetreden.
Jullie hebben een totaal andere muzikale achtergrond. Hoe breng je die twee werelden samen?
Finch: Mijn opleiding verliep via cijfers, examens en competities. Op m’n zestiende begon ik een tweejarige opleiding aan een muziekschool en daarna studeerde ik vier jaar aan de Royal Academy of Music.
Keita: Bij mij ging dat heel anders; ik kan bijvoorbeeld geen noten lezen. Ik kom uit een familie van griots, verhalenvertellers die zichzelf vaak begeleiden door middel van een muziekinstrument. Het bespelen van de kora wordt bij ons thuis van generatie op generatie overgedragen.
Finch: Toen we begonnen aan onze samenwerking, had ik de neiging al onze ideeën op te schrijven. Ik kwam er achter dat dit niet werkte; het is bijna onmogelijk Seckou’s stijl, en de ritmes die hij speelt, vast te leggen. Ik heb geleerd onze muziek puur en alleen te benaderen op mijn gehoor. Dat was voor mij een heel nieuwe manier om muziek te leren spelen.
Hoe gaat dat als jullie optreden? Is het een kwestie van veel oefenen zodat je onthoudt hoe je bepaalde stukken speelt, of improviseren jullie vooral?
Finch: We hebben per stuk een bepaalde structuur die steeds meer vast komt te liggen in je geheugen omdat we veel samenspelen, maar we improviseren ook veel. Het verrassingselement maakt een belangrijk onderdeel uit van onze muziek. Zo houden we elkaar scherp en dagen we onszelf uit.