Courtney Pine: nu pas volwassen

"Mijn vader lachte me uit, maar ik wist wat ik met mijn leven wilde doen"

Amsterdam ,

In Amsterdam vind je meer verschillende culturen dan in New York. Muzikanten van over de hele wereld komen naar onze stad om te laten horen wat ze in huis hebben. In de rubriek ‘Mokum Meltingpot’ aandacht voor een keur aan stijlen, van jazz en funk tot niet-westerse muziek. En dat het liefst allemaal door elkaar, tot je niet meer weet waar je precies naar luistert, maar voelt dat het goed is. Dit keer aandacht voor de multi-instrumentalist Courtney Pine, die inmiddels al bijna drie decennia de grenzen van de jazz verkent en heeft samengespeeld met grote muzikanten als Art Blakey, Branford Marsalis en Guru. Aanstaande donderdag 2 mei speelt hij in North Sea Jazz Club.

Uw debuut stamt uit 1986, maar pas op uw vijftiende en laatste album ‘House of Legends’ horen we heel duidelijk de invloed van uw Caribische wortels in de muziek. Waarom nu pas?
Ik was nog niet volwassen genoeg, want ik dacht altijd dat ik iemand zou beledigen als ik jazz zou vermengen met Caribische muziek. Pas een paar jaar geleden ontdekte ik dat dit lang geleden al gebeurde. Leslie Hutchinson deed het al in de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw en hij was een van de grootste artiesten in die tijd. ''Hutch" werkte samen met mensen als Duke Ellington en zo vond er een kruisbestuiving plaats tussen Caribische muziek en de jazz uit New Orleans. Deze ontdekking liet me inzien dat ik best gebruik kan maken van mijn Caribische roots. Het was alsof ik een steen oplichtte en plotseling allemaal nieuwe mogelijkheden zag. Sommige recensenten waren niet zo te spreken over ‘House of Legends’, omdat ze niet houden van de Caribische invloed die je hoort, maar ik kreeg ook veel lof. Jazzwise verkoos het in 2012 tot album van het jaar.

Zijn het puristen die moeite hebben met uw aanpak?
Dat denk ik, maar ik zou hen willen vragen wat ze verstaan onder ‘puur’. Het zijn mensen die luisteren naar Miles Davis, het inlijsten en vervolgens mag niemand er meer aan komen. En dat terwijl die muziek ook ergens vandaan komt en door allerlei stijlen is beïnvloed. Zo is het altijd gegaan met jazz en dat maakt het bijzonder. Er zijn geen grenzen, het blijft zich continu ontwikkelen, op zoek naar nieuwe mogelijkheden. Ik hoop dat ik me net als jazz altijd kan blijven ontwikkelen. Het heeft in bepaalde kringen iets elitairs, maar als je nagaat dat het voor het eerst werd gespeeld in bordelen en louche nachtclubs is dat elitaire karakter nogal relatief. Wanneer je je verdiept in de geschiedenis van jazz, kun je je afvragen wat pure jazz is. Volgens mij bestaat het niet; het is iets dat continu verandert. Het gaat mij daarbij niet zozeer om de techniek, maar om de creativiteit. Iedereen voegt iets unieks toe, want we hebben allemaal een eigen stem en geluid. 

Wanneer raakte u geïnteresseerd in jazz?
Ik was vijftien en zat met mijn vader thuis voor de televisie. We keken naar een samenvatting van het Montreal International Jazz Festival. Ik zag Billy Joel met Just The Way You Are en ik zei tegen mijn vader: “Dat is wat ik de rest van mijn leven wil doen!”. Hij moest heel hard lachen. Je moet weten; mijn ouders kwamen eind jaren ’50 vanuit Jamaica naar Engeland. We woonden in een klein appartement in Londen en mijn vader had een baan als timmerman. Hij verwachtte niet dat zijn zoon van muziek zijn werk zou kunnen maken. We woonden klein, maar er kwamen altijd veel mensen over de vloer en er werd veel Ska gedraaid, zoals van Ernest Ranglin. Ik weet nog steeds niet waarom, maar als ik naar de platen van mijn ouders luisterde, was ik altijd het meest geïnteresseerd in de B-sides, de instrumentale stukken. Ik heb me daar in mijn eigen muziek ook altijd het meest mee bezig gehouden. Inmiddels heb ik zelf vier keer gespeeld op het Montreal International Jazz Festival.

Houdt u de laatste ontwikkelingen in de jazz-scene in de gaten?
Zeker! Ik vind het heel interessant om jonge artiesten te volgen. Ik heb zelf veel geleerd van de senioren die me de kans gaven om met hen mee te spelen, zoals Art Blakey. Ik wil beginnende muzikanten ook een kans geven. Daarom heb ik eigen label opgericht, Destin-E Records. Daarnaast heb ik bij de BBC jarenlang radio gemaakt. Het draaien van platen van anderen inspireerde me enorm bij het maken van mijn eigen muziek. Daarnaast deed ik interviews met andere artiesten en interessante mensen, zoals Quincy Jones. Ik geef ook af en toe les over muziek, onder andere aan de Universiteit van Westminster. Al die activiteiten verrijken me als mens en als artiest.

In hoeverre verschilt de muziekscene op dit moment van die in de jaren ’80, toen u begon? 
Het is nu heel anders. In Engeland was het destijds heel moeilijk om je aan te sluiten bij een band. De scene was heel gesloten en jazz werd gezien als iets exotisch. Toen ik naar de Verenigde Staten ging en daar in contact kwam met andere muzikanten, merkte ik dat daar veel meer onderling contact was. Ik werd ineens gevraagd door mensen als Donald Byrd, iemand die altijd veel heeft samengespeeld met anderen en jonge gasten een kans gaf. In Amerika is jazz echt een kunstvorm. In Engeland was het altijd wel aanwezig, maar veel meer underground. Dat heeft natuurlijk te maken met de geschiedenis. Die wordt geschreven door de winnaars. De verhalen van immigranten blijven meestal onderbelicht, of komen pas later aan bod, zoals dat van het schip de Wind Rush. Dit werkt door in de muziek. Het ontstaan van jazz in de V.S. hangt samen met de historie van het land en de enorme immigratie die er heeft plaatsgevonden. In de Britse geschiedenis speelt immigratie ook een rol, maar een minder prominente dan in Noord-Amerika. Er was minder ruimte voor andere invloeden in de muziek. Toch zie je dat in een stad als Bristol, waar veel Jamaicaanse immigranten aankwamen, in de jaren ’80 een scene is ontstaan waarin niet-Britse stijlen als reggae een belangrijke rol speelden. Destijds ontstond The Wild Bunch, een soundsystem waar artiesten als Massive Attack en Tricky onderdeel van uitmaakten.

In die tijd hadden labels veel meer macht dan tegenwoordig. Artiesten werden vaak uitgebuit. De laatste decennia zijn veel labels omgevallen en heb je er nog maar een paar over, zoals Universal. Als je tegenwoordig op een groot festival wilt spelen is dat bijna onmogelijk als je niet verbonden bent aan een groot label, want die sponsoren de festivals en zorgen er zo dus voor dat hun artiesten daar kunnen optreden. Als je onafhankelijk werkt, kost het heel veel moeite om je muziek uit te brengen en is het een enorm tijdrovende klus. Je kunt het je niet permiteren je alleen te concentreren op de muziek, maar moet je ook bezighouden met de productie en promotie ervan. Je bent eigenlijk gek als je er nog aan begint, maar voor veel muzikanten, inclusief mezelf, is de innerlijke drang om iets te maken zo groot, dat we ons niet laten verhinderen te doen wat we diep van binnen voelen dat we moeten doen: muziek maken. Dat is de kracht van jazz, de kracht van de muziek.

Courtney Pine, North Sea Jazz Club, Donderdag 2 mei 2013, 21:00 uur