Danny, wat is jouw keuze uit de Amsterdamse concertagenda van de komende tijd?
Volgende week gaan wij naar Sigur Rós in de Heineken Music Hall. Vooral Tom (de gitarist, red.) houdt daar heel erg van. In augustus vorig jaar zijn we in de Paradiso ook al naar ze toe geweest en dat was erg bijzonder. Ze speelden iets van twee uur lang zonder tussen de nummers te praten. Een liedje was pas af op het moment dat hij (Jónsi, red.) een knikje gaf. Soms hield hij het zo een halve minuut stil; en dan wachtte een vol Paradiso geduldig mee. Niet alleen tussen de nummers door, maar in de liedjes zelf gebeurde dit ook vaak. Dat was echt indrukwekkend.
Mister and Mississippi kiest Sigur Rós
"Ik heb heel erg het gevoel dat we klaar zijn voor het aankomende jaar"
Mister and Mississippi is de naam van de jongste folksensatie van Nederland. Polderfolk in optima forma – maar dan op de Amerikaanse leest geschoeid. Denk aan Fleet Foxes, Bon Iver en ook Europese genregenoten als Sigur Rós komen zo nu en dan om de hoek kijken. De vier en vijf sterren vliegen om de oren voor hun onlangs verschenen titelloze debuutalbum. Tivoli, Paradiso, Mezz, Rotown en Merleyn wisten het aan de Herman Brood Academie opgeleide viertal al uit te verkopen. De band lijkt vanaf de eerste minuut te zijn omgeven door succes. Gitarist Danny van Tiggele probeert het allemaal te verklaren.
Vinden jullie het zelf moeilijk het publiek stil te krijgen?
Nee, het is op zich niet moeilijk. Het ligt er vooral aan wat voor show het is. Vorig jaar hebben we veel Poprondeshows en voorprogramma’s gedaan. Dan komt het publiek niet per se voor jou en dan is zoiets wel minder makkelijk. Maar nu we eigen shows gaan spelen - en mensen dus specifiek voor ons komen - dan is het enige waar we mee bezig hoeven te zijn de liedjes zo mooi mogelijk uit te voeren. Het publiek is dan vanzelf al stil.
Toch blijft het spannend. Een paar minder geïnteresseerde lui dat staat te kletsen kunnen al een heuse stoorzender bij een show van jullie zijn. Hoe ga je daarmee om?
Wat we bij de Popronde hebben geleerd was dat als het in een tent heel druk is, dat je dan juist extra zacht moet gaan spelen. Als het op zo’n avond de bedoeling was eigenlijk een versterkte set te doen, besloten we ter plekke om op akoestisch over te gaan. Zo dwongen we mensen stil te zijn. Omdat we dan live zó zacht speelden dat iedereen wel stil moest zijn. Hoe harder je speelt, hoe harder mensen gaan praten. Voor dat soort dingen is de Popronde erg leerzaam geweest. Het blijft toch altijd spannend wat voor publiek we krijgen. Elke show is weer een uitdaging en vragen we ons af hoe we dit publiek moeten inpakken. Het is voor ons een stuk moeilijker dan voor een rockband die bijvoorbeeld heel veel energie kan geven. Wij moeten een soort energie zien te winnen, puur op basis van onze muziek.
Van de eerste repetitie naar de Amsterdamse Popprijs, van de Amsterdamse Popprijs naar een succesvol album en deels uitverkochte clubtour. En dat in anderhalf jaar tijd. Twijfel je soms dat het allemaal te snel is gegaan?
Het is inderdaad heel snel gegaan. Bij een van onze eerste optredens wonnen we dus de Popprijs. Dat zette het tempo heel hard erin. Maar door het snelle succes werd de vaart er wel in gehouden. Daardoor bleven we optreden, repeteren en nummers schrijven. Zo ga je vanzelf mee in dat hoge tempo. Wat dat betreft heb ik het altijd als iets prettigs ervaren. Er bleven steeds grote dingen komen waardoor je jezelf snel blijft ontwikkelen met zijn allen. Behalve de zangeres wonen wij ook allemaal samen. Daardoor kunnen we snel handelen en het tempo hoog blijven houden. Als je dat kan bijbenen is het snelle succes alleen maar goed. Ik heb heel erg het gevoel dat we nou klaar zijn voor het aankomende jaar.
Jullie zijn niet de eerste band die dit soort muziek maken. Hoe verklaar je jullie succes in Nederland?
Ik denk dat we als bandje op het juiste moment deze muziek gingen maken. We luisterden veel naar Bon Iver en Fleet Foxes. En in Nederland zijn er gewoon nog niet veel bandjes die dat soort inspiraties hebben. Wij zijn één van de weinigen die dit hier doen. Ook onze podiumsetting is bijvoorbeeld net iets anders dan er meestal gedaan wordt. We staan met zijn vieren helemaal vooraan wat ons herkenningspunt is geworden. Daarnaast hebben we hebben we ook niet echt een drummer en een bassist. Dat maakt de sound anders dan bij standaard bandjes.
Het geluid op het album is tiptop. Loepzuiver, en het klinkt warm. Maar is imperfectie niet juist ook iets moois?
Ik ken die kritiek. Maar we hebben gewoon geprobeerd zuiver te zingen en alles netjes op te nemen. Daar is toch niets mis mee? Ik snap wel dat mensen vinden dat het rauwe randje ontbreekt. Maar dat komt er live wél weer uit. Dan kan het juist helemaal over de top gaan. Op de CD hebben we het gewoon wat vlakker gehouden. Misschien ook omdat we wat over wilden houden voor onze live shows, zodat we op het podium nog iets verder kunnen gaan dan op het album.
In de muziekwereld heerst een zeker taboe over bands die afkomstig zijn van opleidingen als de Herman Brood Academie. Hoe pareer je dit soort kritiek?
Tja, ik vind dat een beetje lastig. Ik heb zelf nog nooit de nadelige kant van de Academie ingezien. Voor mij heeft het alleen maar voordelen gehad: je leert veel muzikanten kennen, je speelt elke dag en in verschillende settingen. Dat is gewoon heel leerzaam. Ik weet niet of het beter is om via deze weg de muziekwereld in te komen, het is maar wat je er zelf uit wil halen. Ik snap de kritiek erop gewoon niet zo heel erg goed. Natuurlijk zijn er geschoolde muzikanten die door zo’n opleiding alles binnen de lijntjes gaan doen, maar daar heb ik ook niets mee. Er zijn genoeg mensen die geschoold kunnen spelen en dat tegelijkertijd kunnen loslaten. Dat is de beste combinatie.