Hoe kun je je als singer-songwriter nog onderscheiden? De eenzame persoon met akoestische gitaar is op zichzelf al een cliché, en zelfs al uitgemolken door een tv-programma. De Brit Charlie Cunningham springt eruit door knap razendsnel gitaarspel. Met zijn vingers neemt hij intussen ook nog de percussie voor zijn rekening door op zijn gitaar te tikken. Zijn liedjes lijken niet heel treurig, maar zijn stem heeft een subtiel melancholisch randje. Dat hij het er niet zo dik bovenop legt werkt eigenlijk veel beter.
London Calling zaterdagblog: iets meer kwaliteit dankzij paar gevestigde namen
Marika Hackman laat je wegdromen, Drenge schopt herrie om 1 uur 's nachts en Cosmo Sheldrake gebruikt vissamples
Op vrijdag speelden er te veel matige bandjes en waren er slechts een paar uitschieters, maar met de zaterdag revancheert London Calling zich enigszins. Onder meer dankzij een paar al gevestigde namen, maar er viel ook nog wat te ontdekken.
Hannah Lou Clark lijkt in eerste instantie zo'n schattig singer-songwriter-meisje, totdat ze een pedaal indrukt en een gruizige gitaarsound laat horen. Inclusief punkachtige spierballenuitstraling. Dan, pas na twee nummers, roept ze haar vierkoppige band op het podium, alsof ze eerst wilde bewijzen dat ze het ook best alleen kan.
De bas staat postpunkachtig hoog en de songs zijn lekker fel. Het nogal lullige elektronische ritme dat een paar keer uit een doosje komt (door een knopje in te drukken) voegt niets toe en is er waarschijnlijk alleen zodat het in het bio'tje genoemd kan worden. Ook is het jammer dat Kids in Heat niet wat kleiner wordt gehouden, maar ook met volwaardige band is het een prachtig liedje.
As Elephants Are kent de regels van de stadionrock. Een groots dichtgemetseld geluid, de drummer maakt gretig gebruik van zijn bekkens, een galmende Kings of Leon-achtige leadgitaar. De jongens begeven zich hiermee ook meteen op de grens van muziek die je op London Calling zou verwachten. Misschien was de boeker gecharmeerd van het Britse accent en de lichte branie van de zanger, maar dit zijn niet de bandjes waarvoor je naar London Calling komt.
Marika Hackman is zo'n meisje dat altijd boos kijkt, maar met zulkte mistroostige liedjes is dat niet zo erg. De bas staat prominent in de mix, waardoor de nadruk op haar zang komt te liggen. Goed idee, want haar stem is helder, soms prachtig tegen het valse aan. In Deep Green is haar zangtalent het beste te horen. Ze gaat van dromerig laag moeiteloos naar hoge kopstemachtige zang.
Met zo'n stem wordt het onmogelijk saai, maar er is ook nog de drummer, die de vrijheid neemt lekker veel en ongebruikelijke ritmes te drummen. Ondergetekende droomde in ieder geval lekker weg, vergat even de tijd en moest rennen naar de grote zaal om op tijd te zijn voor het volgende optreden.
Tijdens het eerste nummer van Jack Garratt trillen je trommelvliezen al bijna kapot, en dat blijkt nog maar het begin. Hij slaat zo vaak op zijn elektronische bas dat zelfs James Blake hard weg zou rennen. Een artiest waar hij verder ook veel van weg heeft, met zijn soulstem, piano en elektronische invloeden. Maar Garratt pakt er ook een bluesgitaar bij waar hij flink op tekeer gaat. Iets wat je Blake nooit zult zien doen. Garratt is een goede muzikant en heeft met The Love You're Given een sterke single, die door de hitpotentie zelfs aan Justin Timberlake doet denken. Maar na een half uur ben je bijna de zaal uitgetrild door de extreem harde bas. De stapel (plastic) glazen op de bar trillen mee. Dat mag de volgende keer wat minder, want Garratt heeft het echt niet nodig.
Heel lullig als de drummer bij het allereerste nummer verkeerd begint, maar de rest van het optreden is de rommeligheid van Hooton Tennis Club bewust. Een lekker gruizige gitaar, soms wat country-invloeden, en vocalen die de hele tijd net niet zuiver zijn. Het doet aan lo-fi ninetiesbands als Pavement denken. Maar de heren van Pavement waren meesters in rommelige popliedjes, terwijl de songs van Hooton Tennis Club nauwelijks beklijven. Met de gitaarmuren zit het wel goed, maar een paar goede singles zouden voorkomen dat mensen weglopen twee nummers voor het einde.
In Frankrijk is het Frans-Finse duo The Dø al een bekende naam, en de rest van Europa volgt ook langzaam. De folkpop van de eerste twee albums is ingeruild voor een elektronisch geluid. Zangeres Olivia Merilahti wordt omringd door een leger aan synthesizers en drumkits. Ze is een energieke en opvallende frontvrouw, in haar vreemde en vast erg warme rode bouwvakkersoverall. Knap hoe ze intussen geen enkele moeite lijkt te hebben met de hoge zang. Een hoogtepuntje is als Merilahti met samples van haar eigen zang werkt, en vervolgens zingend overneemt zonder dat je het echt doorhebt. Doorbraakhitje On My Shoulders krijgt een geslaagde elektronische uitvoering, maar het nieuwe materiaal is te langzaam met makkelijke refreinen die eindeloos herhaald worden. Jammer, want met zo'n opstelling en goed songmateriaal speel je de grote zaal makkelijk plat.
Jane Weaver is begin veertig, en na in verschillende bandjes gespeeld te hebben is ze solo gegaan. Ze kijkt zweverig uit haar ogen, maakt af en toe tergend langzame armgebaren en heeft een glitterpakje aan dat je normaal gesproken alleen op het Songfestival ziet. De spacerock van haar band staat in dienst van haar, en herhaalt zichzelf zo vaak dat je al snel vergeet dat er een levende band achter Weaver staat. Zij zingt onovertuigend, alsof ze er maar half is en niet helemaal beseft dat ze echt in Paradiso op een podium staat. Met haar zang op een vervelend hoge toonhoogte sust ze je langzaam in slaap. Jane Weaver laat ondanks haar ervaring zien hoe je vakkundig een zaal halfleeg speelt.
Of Montreal komt uit de stal van het Amerikaanse Elephant 6 label (onder meer Neutral Milk Hotel), en maakt dus per definitie muziek die moeilijk valt vast te pinnen. De band lijkt al bijna twintig jaar een standaard rockbandje (alleen de zanger zingt een beetje raar), maar dan eentje dat geen idee heeft wat het wil. Eén song drijft bijna volledig op extreme gitaargalm, de rest van het concert blijft het effectenpedaal onaangeroerd. In één nummer komen discosynths voor, maar het blijft bij dat ene nummer. Op een moment is de gitaar opvallend ruig, de rest van het optreden niet meer. Of Montreal is al jaren dat standaard rockbandje waarvan je geen idee hebt wat je moet verwachten.
Blythe Pepino van Vaults staat met de handen in het haar, ogen dicht, ze draait langzaam met haar hoofd. Het is een poging tot intens dansen, maar het ziet er geforceerd en onbeholpen uit, als een mislukte FKA twigs. En dat terwijl de zangeres juist zou moeten zorgen voor wat beweging op het podium, tussen de elektronische apparatuur van haar twee mannen, die daar hun handen aan vol hebben. De track One Last Night staat op de Fifty Shades of Grey-soundtrack, wat genoeg is voor de hypestempel. Niet gek dat de toegankelijke synthpop met gevoel voor drama wordt opgepikt, maar het ontstijgt eigenlijk nergens de middelmaat.
"Drenge om 1 uur 's nachts? Doe normaal", schreef iemand op Facebook toen hij het blokkenschema zag. Het is inderdaad een flinke bak herrie die je voor je kiezen krijgt na al zes uur lang bandjes gekeken te hebben, maar de moshpit is er niet minder om. De heren raggen hun garagepunk in hoog tempo erdoorheen, met een bombardement aan geluid ten gevolg. Af en toe veroorlooft de gitarist zich een korte gitaarsolo, om zich al snel weer te richten op de vraag hoe hij zoveel mogelijk herrie kan maken in zo kort mogelijke tijd. Na dit geweld slaap je niet rustig in, maar lig je nog minstens twee uur te woelen onder de dekens.
Dan nog maar even bij Cosmo Sheldrake kijken. De jongen uit Londen gebruikt vooral samples en trekt regelmatig de natuur in om geluiden op te nemen, vertelde hij ons deze maand al. Inspiratie vinden in de natuur mag dan een cliché zijn, niet als je het vertaalt naar elektronische songs met keelzang over konijnen en eencelligen. Het leuke is dat hij alle samples die hij gebruikt van tevoren introduceert. Zo bestaat een track puur uit samples van vissen die door koraalrif zwemmen. Sheldrake heeft zelfs samples van bergen en de zon. In een volgend interview toch maar eens vragen hoe het sampelen van een berg in zijn werk gaat.