Rondspringende tosti’s vallen het meest op

The Don't Touch My Croque-Monsieurs vierde halve finalist

Tekst: Robbie van Zoggel | Beeld: Gwenny Ruiz ,

Corrigerende vingertjes, uitvallende gitaren, gemiste veerpontjes. Rode draad in jongerencentrum De Valk is de techniek, die zowat alle kandidaten van de vierde voorronde van de Amsterdamse Popprijs 2010 opbreekt. Ondanks of dankzij dat komt de punkrock met gekke Flintstonepakjes van The Don't Touch My Croque-Monsieurs het hoogst boven het maaiveld uit en dat wordt beloond.

The Don't Touch My Croque-Monsieurs vierde halve finalist

Jongerencentra: elk dorp, stadsdeel of gehucht heeft er een. Het blijft leuk om nietsvermoedend af te reizen naar een nog onbekende plek, in dit geval De Valk aan het IJplein, en midden in een decor van jeugdsentiment zes bands te bekijken. Zo zijn deze avond zo’n honderd man aan de voet van het IJ getuige van een hysterische punkrock-act die van alle zes deelnemers veruit de meeste aandacht trekt.

De andere bands zijn dan misschien wel goed, maar missen iets authentieks, blijven steken in een gimmick of geven het publiek gewoon te veel aanleiding om onderwijl even gezellig met elkaar bij te kletsen. 

Moonaddict

De eerste band brengt een kreukloze show, perfecte zang en hebben vooral een geloofwaardige uitstraling. De metalnummers staan als een huis en klinken erg melodieus. De weidse open sound werpt het beeld op hoe solide en krachtig Moonaddict kan zijn op buitenfestivals. Een proces om in door te groeien; aan zelfvertrouwen geen gebrek in ieder geval.

Note To Amy

Om Moonaddict te overtreffen moet Note To Amy echt aan de bak. Het begint goed: bij het eerste nummer maken enkele bezoekers met een moshpit enthousiast gebruik van de vrije vierkante meters. Symphatiek dat ze tussen twee nummers in Moonaddict complimentjes geven, maar daarbij slaan ze zichzelf verder uit het veld. In de resterende minuten komen geen hoogvliegers meer voorbij.

The Don’t Touch My Croque-Monsieurs

Ook al begeeft de kleedruimte zich op het balkon van de zaal, en kan iedereen zien hoe de bands zich voorbereiden, de verkleedtruc van The Don’t Touch My Croque-Monsieurs lijkt met het knipperen van je ogen gepiept. Ineens komen er vier Fred Flintstones het podium op lopen met een grot van papier-maché inclusief producerende rookpluimen. Er wordt gegrinnikt, dit moet hilarisch worden. Melige teksten worden afgewisseld met hysterie. Zanger Abel van Gijlswijk springt, ettert, likt, smijt en spuugt en maakt deze vier rockende tosti’s tot een smakelijke act. Het uitvallen van een gitaarversteker lijkt dan roet in het eten te gooien, maar improviserend wordt de vuige sexy rocktrip gewoon voortgezet.

Ruby Blue

De driekoppige indieband Ruby Blue heeft het goed voor elkaar. Met een waslijst aan festivals hebben ze deze zomer flink wat vlieguren gemaakt. Bij de Amsterdamse Popprijs zijn er twintig minuten om die ervaring aan te tonen. Als je nummers dan in middelmatigheid uitblinken dan blijven vooral de clichés hangen. De groep doet niets verkeerd, en dat lijkt hun grootste makke. Bij de uithaal aan het eind van het laatste nummer ligt de zanger plotseling languit op de grond, een gek contrast met het vrij kalme optreden.

Electric Alley Cat

Wees je bewust dat je maar twee oren hebt als je naar een concert van Electric Alley Cat gaat. Het ene oor is bezig met de show, het andere met het doorploegen van het oeuvre van ondermeer Tori Amos, Vive La Fete en Soulwax. Het duizelt met al die toespelingen en intussen wordt het almaar dynamischer met de twee heren op synths en de nerveuze zang van Jeditah van der Meulen met drumcomputer. Ook visueel komen hun inspiratiebronnen duidelijk naar voren. Het lijkt of ze hier te bewust mee bezig zijn. Waarom niet lekker jezelf worden en blijven?

Rofedt

De band Rofedt mag het publiek de nacht in spelen. Heeft het wachten als afsluiter dan sowieso al lang genoeg geduurd, gaat de techniek ook nog eens goed tegenwerken. Smekend wordt het publiek binnengehouden en gerustgesteld – de veerboot vaart dag en nacht door, heus! Dan zet de drummer in met een lange psychedelische intro. Dat belooft veel goeds, maar als de zang erbij komt vervliegt die hoop snel. Vooral bij de solopartijen wordt dat duidelijk hoorbaar. Als de knallende styling van witte broeken en blouses dan ook vooral vraagtekens oproept, is de angel uit het optreden. Hun twee grootste fans denken daar heel anders over en schreeuwen de band tot de laatste snik toe.

Gezien: Amsterdamse Popprijs 2010, Voorronde 4, De Valk, 8 september 2010