Column Simon: Bananenrepubliek

Columnist Simon van Gorcum schrijft over zijn belevingen in de muziekwereld

Tekst: Simon van Gorcum ,

Een klein herfst-inspiratie-dipje, zo kan je het wel noemen wat ik de afgelopen tijd had. Niet zo raar natuurlijk als je eerst heerlijk door wat tropische landen hebt gereisd en dan terug komt met dit grauwe weer. Dat is toch altijd weer even wennen.

Columnist Simon van Gorcum schrijft over zijn belevingen in de muziekwereld

Dipje

Een klein herfst-inspiratie-dipje, zo kan je het wel noemen wat ik de afgelopen tijd had. Niet zo raar natuurlijk als je eerst heerlijk door wat tropische landen hebt gereisd en dan terug komt met dit grauwe weer. Dat is toch altijd weer even wennen.

Na een reis van om en nabij een etmaal sta ik diezelfde avond alweer in een van de Amsterdamse popzalen. Het is woensdag en voor mijn gevoel vriest het met min tien. Maar ik sta gelukkig op de gastenlijst dus ik zou snel door kunnen lopen. Echter, daar denkt de in het zwart gehulde hulk bij de deur toch anders over. Eerst tot de stopstreep en volledig tot stilstand komen. Dan in duidelijke blokletters mijn naam spellen en na een grondige inspectie word ik afgevinkt en mag ik binnenkomen.

In een flits zie ik de door mij ontdoken toegangsprijs van de avond. Ik schrik. Het lidmaatschap is nog niet eens inbegrepen.

Nog even verplicht mijn jas, handschoenen, oorwarmers, sjaal en muts afgeven bij de eenzame klerenophanger die verloren naar zijn lege hangertjes staart. Ik betaal mijn euro per item en loop de zaal in.

Een handjevol mensen staat te wachten op het programma van vanavond. De pauze DJ draait snoeihard zijn nummers.

Biertje!


Naar de bar dan maar voor een welverdiend biertje. Als de barjongen en meisje zijn uit geflirt is het mijn beurt. Ik steek duidelijk zichtbaar mijn wijsvinger op en articuleer zo Mick Jagger als mogelijk het woord: “biertje”. Mijn drankje wordt neergezet en ik twijfel even aan mezelf; heb ik dan toch per ongeluk een tequila-appelsap besteld?

Na wat onderhandelingen krijg ik alsnog mijn biertje. Nou ja, ik krijg een vies bekrast plastic bekertje half gevuld met schuim en iets dat lijkt op bier onderin. Mijn jetlag overtuigt me het lijden niet langer te verlengen en ik neem er maar genoegen mee.

De twee euro in mijn hand blijkt helaas niet genoeg. Dit Haagse bakkie gaat tegenwoordig  voor twee en een half. Ik graai vluchtig in mij portemonnee en zwaai met wat inheems geld. Dom, dit zijn geen momenten voor grappen. Het barmeisje wacht.

Grateful Death

De plaatjesopzetter gaat ondertussen naar zijn eerste hoogtepunt en dat zullen alle tien bezoekers weten ook, toch maar even wat van die goedkope gele oordoppen vragen.

Op naar mijn desolate vriend van de ophangbalie. De vijf minuten die hij nodig heeft om zijn nek uit de strop te halen geven mij de tijd om even rustig op adem te komen.

“Oordopjes?!” Na wat holle blikken wijst hij me naar een automaat waar ik ze uit mag trekken. Wel eerst even een zilveren munt in het gleufje doen, alsjeblieft. Ik zucht.

Het begint. Snel nog even naar de wc. Een tafeltje met schotel sommeren mij wat geld neer te leggen. Van om een hoek klinkt hetzelfde gebod uit een vrouwenmond: “Een euro!” Ik leg mijn muntje op het schoteltje en ga in de plas van mijn voorganger staan. Je mag natuurlijk ook niet teveel verwachten voor dat geld.


This is the end, my only friend, the end!


Het optreden is afgelopen en met een grauwe smaak in mijn mond van het vieze bier besluit ik snel naar huis te gaan. Mijn oren piepen, er zit alleen nog maar stof in mijn gelddrager en volgens mij ben ik net in een plasje braaksel van de avond ervoor gestapt. Ik wil naar bed.

Bij de garderobe wens ik de suïcidale jassenopberger oprecht sterkte en spoed richting uitgang. Ternauwernood limbo ik nog onder de uitgestoken hand van de portier door. De lege zakken die uit mijn broek hangen overtuigen hem de achtervolging te staken.

Rillend van de kou zit ik op mijn fiets richting huis. Tijdens de rit schiet de berichtgeving over de slechte tijden voor de noodlijdende horeca door mijn hoofd. Het gaat slecht met de Amsterdamse uitgaansgelegenheden; de economische crisis, het rookverbod, de burgemeester, iedereen krijgt de schuld.

Ik mijmer nog even terug naar de hete, met kretek gevulde tropenlucht. Aan de restaurants en barretjes met vriendelijke en lachende mensen, de goede service, het plezier en trots in het werk, het gevoel dat je welkom bent als klant.

Ach, hoe noemden wij zulke landen nu ook alweer?

O ja, een bananenrepubliek.


Simon