Sleazefest aan boord van de Stubnitz, deel 1

Het jaarlijkse vieze, vuige rock 'n roll feestje

Tekst: Hiske Pronker Foto's: Miranda Termaat, ,

Het jaarlijkse feestje van Sleazefest werd dit keer aan boord van het rondreizende kunstenaarsschip de Stubnitz gehouden. Met ook deze keer een flinke scheut aan foute, sleazy, trashy, vuige, rare, smerige, over de top, onder de maat, fijne bands. Met onder andere Yeah!, Thuth en Pussycat Kill Kill Kill.

Het jaarlijkse vieze, vuige rock 'n roll feestje

De voormalig Oost-Duitse vistrawler de Stubnitz is alweer enige jaren in het bezit van een kunstenaarscollectief en ligt weer voor een paar maanden bij het Amsterdamse NDSM-terrein. Afgelopen vrijdag was ze het decor voor Sleazefest. Een passende locatie voor een ranzig feestje. Alles loopt er een beetje scheef en er zijn allerlei hoekjes en gaatjes waar dingen kunnen plaatsvinden. In het vooronder stonden de dj's ouderwetse rock 'n roll, vuige electro, foute hits en aanverwante herrie te draaien. In het ruim speelde de bands, over een bizar uitziende installatie, die piepte, kraakte, bromde en knarste. Kortom het geluid was niet al te best, maar ergens klopt ook dat wel weer bij Sleazefest. Bij de eerste paar bands werden er ook video-opnames gemaakt die je op beeldschermen terug kon zien, ongeveer zoals bij grote festivals en stadion concerten, maar dan op 15” schermen. De nacht ging van start met trash/noise duo Yeah!. Gitaar, minimaal drumstel, en zoveel mogelijk lawaai maken. Nog even bijgestaan door organisator Björn (de drummer van zZz) op saxofoon. Zoals het een trash/noise duo betaamd was het een geheel van piepen en knarsen, losse eindjes en flink beuken. Met flink veel energie gebracht. Het enige wat in de buurt van een nummer kwam was het dronkemanslied dat aan het eind door het duo in de microfoon werd gebruld. Vervolgens kwam Thuth het podium op. Een improvisatiecollectief bestaande uit een mechanisch handje die de maat speelde op een synthesizer. Af en toe een handje geholpen door de bassist. Een drummer. Een zanger die hier en daar de opera kant op probeerde te gaan. Een gitarist die bedacht dat een boormachine (zonder boor erin, dat dan weer niet) vast een prima ding is om je snaren mee te bespelen. Die eigenlijk de hele tijd op zoek was naar manieren om vreemde geluiden uit een gitaar te krijgen. Die nog onder het podium bij de speakers rondhing in de hoop op wat feedback. Daarna was het tijd voor foute-mannen-rock 'n roll. Oftewel de garagerock van Pussycat Kill Kill Kill. Een lekkere band waarvan de helft ook het stoer posen flink had geoefend. Een ritmesectie die de hele tijd, ook tijdens dat ene langzamere nummer, fijn doorpompte. De mondharmonica en af en toe de slide die zorgden voor een bluesy kantje. Twee gitaristen die wisten wat trashy gitaarspel is. Mannen die weten wat ze willen en hoe ze dat voor elkaar moeten krijgen: een feestje bouwen en lekker knallen. Als je dan vervolgens besloot een frisse neus te halen kwam je The Bucket Boyz tegen. Een hillbilly, country, bluegrass bandje. Bestaande uit een banjospeler, iemand die een jerrycan met een ijzeren staaf erin en een touw ertussen bespeelde (die handschoen met ingetapede vingers was volstrekt logisch). En een drummer die ook voornoemde jerrycan bespeelde. En ondertussen de longen uit hun lijf zongen. Zeker de banjospeler had een fijne schorre stem. Onder andere de traditional Wayfaring Stranger kwam voorbij. Ze veroorzaakten een groot aantal brede grijnzen op het dek van de Stubnitz. Twee van de drie Bucket Boyz wonen al elf jaar in Nederland, maar komen oorspronkelijk uit Tennessee. Dat verklaart de volledig kloppende accenten voor echte hillbilly. The Bucket Boyz blijkt vooral opgericht om op straat geld te verdienen voor hun andere band Zibabu, want dat is pas ‘echt de coole shit’, al zeggen ze het zelf.