The Young Gods maakt artistieke status ruimschoots waar

Duister, strak, bezwerend en erg industrial

Tekst: Jasper van Bochove Foto's: Maarten Mac Gillavry, ,

De Zwitserse band The Young Gods is een legende in haar eigen specifieke genre. Zij is de pionier van de industrial zonder wie Ministry en Nine Iinch Nails niet zouden bestaan. 3VOOR12/Amsterdam ging in de Melkweg kijken waar haar status werkelijk op gebaseerd is.

Duister, strak, bezwerend en erg industrial

The Young Gods speelt een set die een staalkaart vormt van het songmateriaal dat zijn oorsprong heeft in de jaren ’80: duister, strak, bezwerend en erg... industrial. De band begint meteen met een Franstalig nummer en er zullen er nog vele volgen. Dat geeft ze naast hun sound iets oorspronkelijks en eigenzinnigs. De band is zwaar elektronisch, want eigenlijk wordt de sound van The Young Gods hoofdzakelijk gevormd door toetsenist Al Comet die alle geluiden uit zijn synthesizer tovert. Van ambiente klanktapijten tot beukend gitaarwerk. De nummers zijn zwaar, duister en bevatten toch een subtiliteit die bij veel industrial-bands verloren gaat. Wellicht heeft dat ook wat te maken met het wat intellectuele imago van de band dat sterk bepaald wordt door zanger en blikvanger Franz Treichler, die met zijn zang en zwierige dans blikvanger is. De band heeft ook zelf ook een lichtshow meegenomen waarmee een eigen sfeer wordt gecreëerd. In het begin van de set wordt prijsnummer ‘Kissing The Sun’ uit 1995 gespeeld, tevens ook de enige (underground)hit. Terecht, want hier zit alles in wat The Young Gods een unieke band maakt, een spannende opbouw, een geweldige elektronische sound en een pakkende riff. Er worden diverse nummers uit het ruime twintig jarig beslaande oeuvre van de band gespeeld. Ook het recente album ‘Super ready / Fragmenté’ wordt niet overgeslagen met onder andere het frisse ‘C’est quoi c’est ça’. De band speelt aan het eind van de set een ambient-nummer met drummer Bernard Trontin op een instrument dat door zanger Franz later een UFO genoemd wordt. Bernard bespeelt een schotel met uitsparingen waar hij een subtiel geluid uit krijgt. Het nummer vormt een aangenaam rustig intermezzo in de vrij intensieve set. Even later plugt Franz zijn gitaar in, maar dat is slechts van korte duur, want hij speelt slechts een paar akkoorden. De band wordt niet voor niets industrial-rockband zonder gitaar genoemd. Het publiek maalt er niet om en laat zich de nummers goed smaken. Er wordt dan ook na dat de mannen het podium hebben verlaten luid geroepen om een toegift. Die komt, met een opvallend nummer met een bijna Electronic Body Music-achtige straffe baslijn. Later volgt zelfs een in de tweede toegift, waarbij toetsenist Comet zijn keyboards verruilt voor een akoestische gitaar. Maar met bijzonder effect uiteraard wat het nummer een Oosters tintje geeft. Ook de 2 nummers van hun Play Kurt Weill album krijgen een warm onthaal. De keus om een heel album op te nemen met Kurt Weill nummers in een geheel eigen versie, zegt eigenlijk al genoeg. Deze eigenzinnigheid maakt dat The Young Gods haar hoge artistieke status ruimschoots waarmaakt.