De komende maanden zal een extern bureau onderzoek doen naar de financiële situatie van poppodium de Melkweg in Amsterdam. Na de financiële problemen die het podium anderhalve week geleden plotseling met faillissement bedreigden, wil de Amsterdamse gemeenteraad antwoorden. De twee kernvragen: wat is de financiële draagkracht van de Melkweg, en hoe hebben precies de contacten gelopen waardoor Melkweg dacht dat de gemeente de extra verbouwingskosten dekte. Op 20 september moet er een structureel plan liggen voor de Melkweg.

Zo ben je trots op je vergrote nieuwe zaal, zo sta je plotseling aan de rand van de afgrond. Het overkwam poppodium de Melkweg anderhalve week geleden. Aan de verbouwing van grote zaal The Max hield de zaal plotseling een tekort van 1,8 miljoen euro over. Het lijkt te gaan om een misverstand tussen de Melkweg en ambtenaren van de gemeente. De Amsterdamse gemeenteraad voelde zich in de maling genomen en sprak van wanbeleid, maar wilde de Melkweg toch niet laten vallen. In elk geval gedurende de zomer is het voortbestaan van de popzaal zeker gesteld. Melkweg-directeur Cor Schlösser werkt intussen hard aan een structurele oplossing om de kosten te dekken.

Die oplossing wordt vooral gezocht bij publieke partijen, de sponsors. “Dat deden we eigenlijk al een tijdje, maar juist door de ophef van de laatste weken lijkt er nu schot in te komen.” Schlösser hoopt ook dat het onderzoek aantoont dat Melkweg structureel geld te weinig heeft. Het podium probeert de wethouder van cultuur daar al jaren van te overtuigen. Zeker met de vergroting van The Max stijgen de exploitatiekosten van de zaal aanzienlijk. In de grote zaal is bijvoorbeeld meer personeel nodig en de onderhouds- en afschrijvingskosten van de zaal zijn hoger. Schlösser: “De grote vraag is al jaren: kan de Melkweg het alleen of niet? Net als bijna alle popzalen in Nederland roepen wij al jaren dat er geld bij moet.”

Schlösser ziet de uitslag van het onderzoek met vertrouwen tegemoet. “Ik blijf van mening dat de raad niet over voldoende informatie beschikte. Verder wil ik er weinig over zeggen en wacht ik graag het onderzoek af. Dat toont hopelijk aan dat van het wanbeleid waar de raad van spreekt geen sprake is.”