Arno schippert in Paradiso tussen attitude en belgitude

Nog steeds kapitein op zijn eigen schip

Tekst en Foto's Bert Kees, ,

Karakterzanger, charmeur, piraat, clown, knuffelbeer, troubadour, handelaar in ambiance, peetvader van de Belgische rock: Arno is het allemaal. Hij liet in een kolkend Paradiso zien dat hij deze typeringen ook nog kan combineren met de adjectieven eigenzinnig en charismatisch.

Nog steeds kapitein op zijn eigen schip

België fungeerde eeuwenlang als draaideur van Europa. Werd het land eens niet bezet door de Fransen of de Duitsers, dan vielen de Spanjaarden of de Oostenrijkers wel binnen. Geheel in overeenstemming met die erfenis van kruisbestuivingen serveert Arno al jaren een Bourgondische hutspot van rauwe rock 'n roll, metalen blues, bezopen chanson en geile eurofunk. Een bizarre mengelmoes die soms schaamteloos op de onderbuik mikt, dikwijls het hart raakt, en anders wel recht in het kruis tast. Arno debuteerde in 1972 met Freckle Face, later veranderd in Tsjens Couter, groepen die in de annalen van de rockgeschiedenis zijn terug te vinden onder de noemer obscuur en cult. Volgende halte: TC Matic, een groep met een volslagen uniek geluid. De gitarist is een Jimi Hendrix-adept, de bassist een James Brown fan annex discokikker, en de toetsenist is uit een balorkest weggeplukt. Geholpen door de voorbijrazende New Wave-trein levert dat onwaarschijnlijke hits op zoals Putain Putain en Oh La La La. TC Matic is echter een explosieve cocktail, die in 1986 dan ook ontploft. Sindsdien gaat Arno met hoge productiviteit solo. Zijn nieuwste worp, Jus De Box, is voor Arno de perfecte reden om weer op het podium te staan. Arno is een ambachtsman die leeft van de directe wisselwerking met het publiek. Anno 2007 is Arno 58, en gaat hij op tournee met een gegroefd gelaat uit de afdeling Keith Richards. Maar in Paradiso schiet de oud-strijder met scherp. Arno speelt er een loeiharde set, die door de ondertiteling ook interessant is voor doven en slechthorenden. In eerste instantie klemt de rechterhand zich stevig vast om de microfoon, terwijl de linkerhand een spectaculair assortiment aan nerveuze tics in de aanbieding heeft. De ogen zijn dicht, al is dat nauwelijks te zien omdat ze bedekt worden door een mistgordijn van warrige grijze haren. De mimiek is ronduit spastisch, een epileptische aanval lijkt niet ver weg. Dan krijgt het publiek wat herkenningspunten. Het applaus klinkt luider, en Arno's lichaamstaal wordt losser. De mist trekt op, de ogen gaan open. Arno rochelt, gromt en spuwt. De gebaren worden expressiever, inclusief enkele fikse heupstoten richting publiek. Quel bazar! Een opgewarmde Arno zorgt voor een eerste muzikaal hoogtepunt met het bevreemdende Bathroom Singer, een nummer dat klinkt alsof James Ensor iets mafs doet met cimbalen terwijl Paul van Ostaijen af en toe 'tingelingeling' komt piepen. Ongeremd Belgisch expressionisme, met een licht surrealistische afwijking. Even wordt er gas teruggenomen met het beklijvende Les Yeux De Ma Mère, misschien wel het mooiste nummer dat een zoon ooit voor een moeder schreef. Maar dan zet Arno de laatste rechte lijn in middels Putain Putain, het alternatief Europees volkslied dat meezingbaar is van 7 tot 77 en tevens geschikt is voor muzikaal andersvaliden. Vlak daarna wordt het publiek tot een dwaze wals verleid via Les Filles Du Bord De Mer, en uiteindelijk wordt de finish bereikt met een wervelend Oh La La La waarin Arno zich een volksmenner toont die een masterclass kretologie geeft. Het publiek roept om meer. Maar Arno komt niet meer terug, die is al op weg naar het volgende concert. Of hangt ergens aan de bar. Of staat stuntelig een madam te versieren op het Leidseplein, dat kan ook. Gezien: Arno Paradiso, donderdag 14 juni 2007