Wilco imponeert met groots en intens concert

Topavond in Paradiso

Hans van der Linden, ,

Afgelopen maandag stond Wilco, de band van Jeff Tweedy, na drie jaar weer op een Nederlands podium. Een optreden van Wilco nú lijkt in niets meer op het Nederlands podiumdebuut, in de Melkweg begin 1997. Hun tweede album “Being There” was enkele maanden eerder verschenen en Wilco trakteerde het publiek op een gezellige Rock-‘n-Roll show. Sindsdien is Wilco geleidelijk getransformeerd van degelijke country-rockband naar leverancier van experimentele pop met een eigen geluid.

Topavond in Paradiso

Wilco neemt in de popmuziek een bijzondere plaats in. De band ontstaat als songschrijvers Jeff Tweedy en Jay Farrar van de alt.country band Uncle Tupelo besluiten ieder huns weegs te gaan. Na het verdienstelijke debuut “A.M.” komt Wilco eind 1996 op de proppen met een bescheiden meesterwerk: “Being There”, een dubbel-album in het country-rock genre. De toetreding van multi-instrumentalist Jay Bennett heeft zeker bijgedragen tot dit resultaat. Evenals bij de fraaie opvolger “Summerteeth”die in het voorjaar van 1999 verschijnt. Dit fraaie liedjesalbum (denk aan: Beatles en Elvis Costello-achtige liedjes) is voor mij de zomerplaat van dat jaar. Naast hun eigen albums werkt Wilco in 1998 en 2000 mee met de Engelse bard Billy Bragg aan twee albums, “Mermaid Avenue” en Mermaid Avenue II”, waarop zij muziek hebben gecomponeerd en uitgevoerd bij liedteksten uit het nalatenschap van Woody Guthrie. Hun vierde album “Yankee Hotel Foxtrot” uit 2002 laat een compleet andere Wilco horen. Deze keer geen pure liedjesplaat, maar een band die het experiment niet schuwt en zich opnieuw uitvindt. Dat YHF zo een sublieme plaat is, komt doordat Jeff Tweedy zich ontwikkeld heeft tot een meer dan goede songschrijver en de productie van Jim O’Rourke, het vijfde bandlid van Sonic Youth. Met dit album plaatst Wilco zich in een klap in de voorhoede van avant-garde bands die er lustig op los plegen te experimenteren (b.v. Velvet Underground, Sonic Youth, de latere Beatles en Radiohead). De enige bindende factor met het oudere werk is het uit duizenden herkenbare, prachtig doorleefde stemgeluid van Tweedy. Helaas wordt de muziek door de platenmaatschappij Warner zakelijk niet interessant geacht en zit Wilco ineens zonder platendeal. In dezelfde periode verlaat Jay Bennett uit onenigheid de band. Wilco besluit YHF via internet onder de fans te distribueren, wat hun een distributiedeal bij Nonesuch Records oplevert. Wanneer het album officiëel uitkomt, zijn de recensies uiterst positief en het album wordt wel vergeleken met “O.K. Computer” van Radiohead, voor wat betreft het experiment. Wilco heeft op YHF zijn vorm en eigen geluid gevonden, waarin soms nog hun country achtergrond doorklinkt. De muzikale lijn wordt doorgetrokken op het vijfde album “A ghost is born” uit 2004. Dat dit geen flauwe herhalingsoefening is geworden, blijkt uit de superlatieven waarmee dit album wordt overladen. Ze winnen er zelfs een Grammy-award mee. De productie is opnieuw in handen van geluidsmagiër Jim O’Rourke. Afgelopen maandag trad Wilco aan met dezelfde bezetting waarmee ik ze vorig jaar tijdens Werchter 2004 al een prima concert zag geven. Het geluid in Paradiso is zeldzaam goed afgesteld en dat maakt dat de dynamische nummers van voornamelijk de laatste twee albums zeer genietbaar zijn. Wilco sleept ons mee van door Jeff Tweedy fluisterzacht gezongen stukken naar door de voltallige band hard beukend spel. Tweedy is goed geluimd en prima bij stem en weet zich gesteund door een zeer geïnspireerd en gedisciplineerd spelende band, waarbij vooral gitarist Nels Cline en drummer Glen Kotche uitblinken. Ondanks dat dit het laatste optreden is van hun Europese tournee sluipt er geen moment routine in hun spel. Van visueel spectakel is niet echt sprake, een Wilco optreden is vooral een luisterervaring. Wilco maakt het door de soms onvoorspelbare dynamiekwisselingen de luisteraar niet altijd even gemakkelijk. Daarvoor in de plaats krijgt de band de volledige aandacht van het publiek en is het in het verstilde begin van “At least that’s what you said” ongekend stil in Paradiso. Het is verheugend om te zien dat sommige oudere nummers, zoals “A shot in the arm”, “Misunderstood”, het lekker balorig en groovy gespeelde “Kingpin” en het met knap ingestudeerde kakafonische breaks gevulde “Via Chicago” hun plaats hebben gekregen in het repertoire van Wilco nieuwe stijl. Ook het nieuwe werk, zoals de korte rocker “I’m a wheel” en met name het lange “Spiders” met veel ruimte voor improvisatie door de gitaristen Cline en Tweedy, wordt met overtuiging gespeeld. Vocaal wordt Tweedy bijgestaan door bassist en oudste bandlid John Strirratt. Na ruim twee uur blijf ik achter met het heerlijke gevoel één van de fraaiste optredens van dit bepaald niet onaardige muziekjaar te hebben aanschouwd. Ik ben reuzebenieuwd Wilco hierna gaat doen.