Tam feestje voor Sonic Rendez-vous

Goede bedoelingen en aardige bands zorgen voor best leuke avond

Seije Slager, ,

Afgelopen vrijdag werd in Paradiso gevierd dat label Sonic Rendezvous tien jaar oud is. En dat Belmont Bookings vijf jaar oud is. Én dat T-99 een nieuwe cd heeft. Maar ondanks al deze goede aanleidingen kwam het feest niet echt los.

Goede bedoelingen en aardige bands zorgen voor best leuke avond

Terwijl het meisje in het kassahok geeuwend een krantje erbij pakt, vormt zich bij de ingang voor de gastenlijst langzaam een rij tot aan de straat. Afgelopen vrijdagavond in de Paradiso was een onvervalste incrowdavond. Er waren namelijk maar liefst drie aanleidingen voor het feestje: een nieuwe cd van T-99, het vijfjarig bestaan van boekingskantoor Belmont Bookings en vooral het tienjarig bestaan van distributiemaatschappij Sonic Rendezvous. Een groot deel van de incrowd is rond de vijftig, bebaard, grijzend, en keek zo te zien ergens ten tijde van de oprichting van Sonic Rendezvous voor het laatst in de spiegel van de kapper. De hoofdmoot van het programma bestond dan ook uit goudeerlijke-rootsmuziek-met-het-hart-op-de-juiste-plaats. Of dat voor openingsact Two Cow Garage ook gold, geen flauw idee. Met een gastenlijst van 13 A4tjes gaat er wel eens wat mis en dus moesten uw reporters ellenlange onderhandelingen voeren met een norse deurmevrouw. Het laatste akkoord stierf net weg toen we dan eindelijk binnen stonden. Een prachtig mooi akkoord, dat wel. Naar boven dan maar, waar Chelsea Hotel net begonnen is. We zien een drummer en tellen één, twee, drie, vier! gitaristen op het podium. Eén ervan klinkt een beetje als Van Morrisson, ziet er met zijn plakhaar en zijn shabby colbertje een beetje uit als een kruising tussen Rick de Leeuw en Bryan Ferry (het zal je wiskundeleraar maar zijn, brrr) en mag derhalve de vocale honneurs waarnemen. Dat doet hij best goed. De country/folkrock die deze heren spelen is sowieso prima te verteren. Met al die gitaren is het klankbeeld natuurlijk behoorlijk dichtgesmeerd, maar het wordt geen rommeltje of geluidsbrei. Of het een volledig optreden zou blijven boeien valt te bezien, maar vanavond staan er zo veel bands op het programma dat we daar niet achter hoeven te komen. T-99 staat namelijk in de benedenzaal in de startblokken, onberispelijk gekleed in zwarte smokings, witte overhemden en hoge hoeden. De eerste paar nummers die ze tevoorschijn goochelen zijn al even beschaafd als hun presentatie. Geen intens dampende rootsrock, maar rustige jazzy luisterliedjes. Mooi, en weer eens wat anders dan we van ze gewend zijn. Daarna worden er toch enige strikjes losgemaakt, jasjes uitgedaan, en schakelt men een versnelling hoger. Helaas verzuipt het geluid een beetje in de grootte van de ruimte. Bovendien lijken de bezieling en de urgentie die T-99 normaal op het podium heeft vandaag niet echt aanwezig. Met drie zulke goede muzikanten zul je jezelf niet snel vervelen, maar het klinkt ook niet echt alsof de duivel ze op de hielen zit. De duivel blijkt namelijk uitwijk naar boven genomen te hebben. “I’m going straight to hell”, klinkt het daar bij monde van Kevn Kinney. Hij brengt zijn countryliedjes met zo’n overtuigende snik in zijn stem dat je er warempel een brok van in je keel krijgt. Hij en een begeleidende gitarist zitten op krukken op het podium. De twee gaan volledig in elkaars gitaarspel op en kijken elkaar daarbij bijna verliefd aan. Jawel, chemie! Voor het eerst vanavond springen er vonken over, ook naar het publiek. Wat een verschil met de Seatsniffers, die beneden hun ietwat formulaische rock ’n roll kunstje opvoeren. Als je één nummer hebt gehoord, ken je ze stiekem eigenlijk allemaal wel. Het is zeker niet slecht gedaan, als je er echt voor in de stemming bent zou je er eventueel zelfs op kunnen dansen, maar erg warm of koud worden we er toch ook niet van. Wij rennen dus weer snel een trap op naar boven (en kunnen inmiddels ons wekelijkse uurtje steps in de fitness met een gerust geweten afzeggen). The Apers treden daar namelijk aan, mét een nieuwe gitarist . ‘Niet lullen maar spelen’ is het motto vanavond: ze ademen diep in en vuren zonder tussenpauze een stuk of vierendertig nummers achter elkaar op ons af. ‘Alle vierendertig strak & hard’ zou ook heel goed het motto kunnen zijn trouwens – of de titel van de volgende cd. Grootste inspiratiebron voor deze heren is jaren ’90 punk, maar we ontwaren ook steeds meer Undertones-invloeden. Als ik hun marketingman was zou ik het overigens wel weten: overbetaalde producer inhuren, quasi-rommelig videoclipje filmen op braakliggend industrieterrein met veel prikkeldraad, Heras hekwerk en skateboardende jongelui en uitbrengen op Epitaph met die hap. Misschien trapt middelbaarscholierend Nederland er nog in ook. Het heeft zeker potentie. Maar ik ben ook geen zeventien meer (o nee, opa?), dus na een tijdje hou ik het voor gezien en voeg me bij de skankende menigte beneden. Rude Rich & the High Notes bouwen een ska-feestje, en ze krijgen bijna iedereen mee. Hun geluid is buitengewoon authentiek, als je je ogen dichtdoet waan je je zo in Jamaica anno 1965 (opa, toe, vertel nog eens over Sir Coxsone Dodd...). Ze zijn daarmee zeker niet de origineelste band van de avond, maar absoluut de feestelijkste. Al met al best een vermakelijke avond, weinig echt slechte muziek gehoord, maar heel erg memorabel wilde het niet worden, met uitzondering van Kevn Kinney dan. Sympathiek was het allemaal wel, maar met sympathieke bands kun je de Last Waterhole dempen, zoals mijn opa altijd placht te zeggen. Hartstocht, dat willen we! En die was toch echt onvoldoende aanwezig. (mmv Ernst-Jan Jonkman)