Als ik om vijf over acht de Melkweg binnen kom gehaast, om van de eerste band nog een kwartier te zien, word ik aangeklampt door een hevig verontwaardigde kennis: “Heb je al gezien wat er in de Oude Zaal speelt? Dat slaat echt nergens op! Wat een kutband. Het lijkt wel een schoolband; en ze hebben ook nog eens allemaal zo’n Kinki Kappers kapsel. Als ik jou was zou ik niet naar binnen gaan.” Uiteraard doe ik mijn journalistieke plicht en begeef mij in de slangenkuil van Lemonseven-aanhangers, inclusief aanstekers en potsierlijk gegil. De band heeft een enorme buslading ‘fans’ meegenomen, waardoor ze later ook de publieksprijs in de wacht slepen.
Het slaat inderdaad nergens op. Ik hoor slappe confectie-pop/rock-meuk met een vleugje totaal ongevaarlijke electronica, uitgevoerd door quasi-enthousiaste gladjakkers met lelijke ‘natuurhouten’ instrumenten . Als ze de Pop/Rock-finale niet hadden gewonnen zou het tafereel iets tragi-komisch hebben gehouden.
Uitgerekend Kane(!)-drummer Martijn Bosman kondigt de band na een kwartier van saaie, van elke dynamiek gespeende nummers af met de mededeling: Give it up: Lemonseven! Veel meer komt er de gehele avond niet uit hem en medepresentator Ro ‘la Bola’. Na Zober (vergelijkbaar met Lemonseven) in 2001 en Eleven (dertien in een dozijn stadionpop) in 2003 heeft er weer een volslagen nietszeggende band de Grote Prijs-finale gewonnen. Het winnen van de Pop/Rock-finale heeft al jaren (sinds Incense in 2000) geen zak meer met rock te maken, maar des te meer met hielenlikkende marketing-speeltjes. Je raakt er inmiddels zo aan gewend dat je je er eigenlijk niet eens meer druk om zou moeten maken.
Daarom nu het goede nieuws: het niveau van de meeste andere bands valt helemaal niet tegen. Embankment maakt met de eerste drie nummers zo veel indruk dat ik Lemonseven alweer bijna vergeten ben. Op Britse leest geschoeide gruizige indiepop met catchy melodiën, die gelukkig ook intens rockt. Goede band, hoewel de rest van de set niet zo ijzersterk is als het overdonderende begin. Ze komen in de gehele einduitslag niet voor…
Blend doet iets soortgelijks, maar dan met iets meer Muse-pathos, dus bombastischer, meer ‘emo’ en minder rock. Zanger/gitarist Jeroen wint vanwege zijn knappe gitaarspel en zijn ‘loepzuivere’ zang later terecht de prijs voor de beste muzikant. Helaas zijn niet alle nummers even sterk. Het laatste nummer, met een goede riff en het nodige goochelwerk van Jeroen, redt nog net de set, nadat bij de twee voorgaande (langzame) songs de verveling enigzins toesloeg. Tenslotte nog een opmerking voor de bassist: dat rare mutsje en die stonede reggae-pasjes over het podium passen niet echt bij een rockband die duidelijk in de hoek van Muse en Radiohead zit.
Momo’s Return speelt een ‘mengeling van soul, rock, pop en klassiek’, maar ik hoor vooral funk. De sound en het spel van de band is zonder meer erg goed en de groove is aanstekelijk. Verder doet deze muziek mij niet zoveel, want het deint vooral ongedwongen voort.
Het zal een kwestie van smaak zijn, maar de ‘electronische funk’ van de MeloManics komt op mij een stuk urgenter en vooral origineler over. Hun voornamelijk instrumentale mix van electro, synthpop (inclusief spaarzame vocoder-vocalen) en gitaarrock vonkt en spettert, net als de energieke show, inclusief rode maatpakken en een enorm spelplezier. Ze zijn al blij dat ze vanavond uberhaupt op het podium kunnen staan, want drummer Ben-E-Beat heeft ’s middags bij de laatste repetitie zijn arm nog uit de kom gemept. Dankzij snel optreden van electronica-man en wonderdokter JJ zat de arm echter binnen twee minuten weer op z’n plek en kon het optreden van het drietal gelukkig doorgaan. Ook de jury erkent de kwaliteiten van de MeloManics: in het over all eindklassement worden ze tweede.
Wat Broshim op het podium presteert ben ik helaas nu alweer bijna vergeten, terwijl ik toch geen druppel had gedronken. Ze pretenderen de term ‘nu wave’te hebben bedacht, want ze spelen een ‘combinatie van hedendaagse popmuziek met electro-invloeden uit de jaren ‘80’. De drummer van de Amigos Electricos, die naast mij staat tijdens het optreden van Broshim, merkt droogjes op dat een drumstel is om op te slaan en niet om te aaien, dus het rockt in ieder geval niet. De zanger is bovendien een theatrale aansteller.
JAG is een rare band. De zanger/gitarist is een mafketel die zich erg druk lijkt te maken om zijn rock ’n roll-imago, maar zijn gitaar staat veel te zacht en te clean afgesteld en zijn gedrag lijkt niet erg authentiek. De bassist speelt op een zessnarige (metal-) basgitaar, maar hij is dan ook een enorme beer van een vent. De drummer, met zijn lange manen, lijkt vanuit de verte erg op Andrew Loomis (de drummer van Dead Moon) in een death metalband.. Hun nummers klinken daarentegen als een soort galmende gothic-pop/rock, maar ik kan er geen chocola van maken. Rare band.
Tenslotte een absolute knaller en de terechte afsluiter van de avond: The Kickers. Vol gas gaan deze bakbrommerpunks uit Groningen er vanaf de eerste seconde tegenaan. De slechts 17-jarige zanger/gitarist Steven klinkt als het neefje van Lemmy van Motorhead en de muziek is nauw verwant aan wat wij in Nederland speedrock noemen. The Kickers roepen verder associaties op met de betonpunk van de Cosmic Psychos en natuurlijk met Peter Pan Speedrock zelf. Het trio speelt retestrak en veegt qua ROCK de vloer aan met alle concurrentie. The Kickers zijn vooral een prima aanwinst voor het vaderlandse rock ’n rollcircuit. Bij de jury van de Grote Prijs van Nederland konden ze uiteraard geen potten breken…
Nog erger dan Eleven: Lemonseven
teleurstellende winnaar Grote Prijs van Nederland afdeling pop/rock
De finale van de Grote Prijs van Nederland, in de sector pop/rock, leverde traditiegetrouw weer een volstrekt nietszeggende band als winnaar op. Ernst-Jan Jonkman was erbij en zag toch lichtpunten. Het niveau van de andere bands viel helemaal niet tegen.