Laatste maand MCN: langzaam maar effectief wegbezuinigd

"De periode van haat en wraakzucht is voorbij"

Atze de Vrieze ,

Het laatste uurtje van Muziekcentrum Nederland heeft geslagen. Per 1 januari wordt het instituut opgeheven als gevolg van de bezuinigingen van staatssecretaris Halbe Zijlstra. Een klein drama voor de 52 medewerkers die er nu nog werken, maar wat betekent het voor de popsector? Wat gaan we missen?

Een heel aantal activiteiten van het MCN wordt ondergebracht op andere plekken. De promotie op internationale beurzen blijft, zij het bij een ander loket: Promotie Podiumkunsten, een club die drijft op de inkomsten van de Podium Cadeaukaart, de voormalige Theaterbon. "Een organisatie die zich tot nu toe bezighield met de promotie van andere podiumkunsten dan muziek, en zich voornamelijk richtte op het binnenland", vertelt Arjen Davidse. Het budget is nog niet vastgesteld, maar Davidse rekent voor dat het maximaal rond de zeven ton zal liggen. "Voor alle podiumkunsten bij elkaar. Van klassiek tot dance tot ballet tot jeugdtheater. De spoeling wordt behoorlijk dun." Een andere regeling - MusicXport.nl - verdwijnt helemaal. "Bands kunnen dus geen bijdrage meer aanvragen voor als ze op een showcasefestival als SXSW uitgenodigd worden. Wij betaalden daarvoor niet alles, maar het kon net de vliegtickets schelen."

Popencyclopedie
MCN's muziekblad Fret is inmiddels al gestopt (wat leidde tot gejuich bij concurrerende commerciele muziekbladen), en ook projecten als Unsigned, In A Cabin With en Plastic Dreams (een potje voor dance organisaties die hun clubsucces naar het buitenland willen brengen) verdwijnen. Wel behouden blijft onder meer de Pop Media Prijs. De prijs voor een bijzondere journalistieke prestatie wordt overgenomen door hogeschool In Holland. De popencyclopedie blijft ook behouden. Beeld en Geluid neemt niet alleen het archief, maar ook de man er achter - Gert Verbeek - over. "Hij zit er al zo'n beetje twintig jaar aan te typen. Je moet het ook goed bijhouden natuurlijk, anders heeft het geen zin. Zodra er een bezettingswisseling is, moet je dat doorvoeren."

Frank Helmink, van 'concurrent' Buma Cultuur denkt niet dat sprake is van een strategische, stelselmatige ontmanteling, maar ook hij ziet dat het MCN de laatste jaren slagkracht miste. "Je kunt niet 400 dingen doen en denken dat alles effectief is", zegt hij kritisch. "Dan kun je niet echt doorduwen op resultaat." Dat was voor Helmink de belangrijkste reden om een aantal jaren geleden de samenwerking rond MusicXport stopte. "Ik heb gezegd: wat is het resultaat? Wat hebben Nederlandse componisten hieraan gehad? Ook na herhaalde verzoeken kon niemand mij dat bewijzen. Er zat ook een groot stuk onderwijs in, senioren die jonge mensen uit de muziekindustrie begeleidden.  Voor mij zat er niet genoeg aantoonbaar resultaat in."

Aantoonbaar resultaat
Volgens Helmink is het wel degelijk mogelijk om te investeren in popmuziek met aantoonbaar resultaat. Eigen evenementen als Amsterdam Dance Event en Noorderslag bijvoorbeeld leiden volgens Helmink direct tot meer gebruik van Nederlands copyright (hoofddoel van Buma Cultuur) en tot zakelijke deals." Al is Helmink naar eigen zeggen niet vies van kleine projecten. Zo denkt Buma Cultuur er serieus over om het Unsigned project een doorstart te geven. "Dat vind ik echt een mooi initiatief, al moet je je daar ook van afvragen wat het kost en oplevert." Helmink weigert te stellen dat het MCN eigenlijk als geheel overbodig is met een door muzikanten zelf 'betaald' instituut als Buma Cultuur. "Dat is te veel eer, onze doelstellingen liggen bovendien niet op dezelfde lijn. Ons doel is Nederlands copyright te stimuleren, het doel van het MCN is veel breder."

Het verhaal van de opheffing van het MCN leest terug als de kroniek van een aangekondigde dood, zeker als je naar de voorgeschiedenis kijkt. Het Nationaal Popinstituut werd in 1975 opgericht, toen nog als Stichting Popmuziek Nederland, bedoeld om de ontwikkeling en kwaliteit van de Nederlandse popmuziek te stimuleren. Het gold als een grote politieke overwinning: erkenning voor de jonge kunststroming. In 1997 veranderde de naam naar Nationaal Popinstituut. Op het hoogtepunt waren 25 mensen bij de organisatie aan de slag.

Rancuneuze Wilders
Maar zo'n tien jaar geleden kwam daar verandering in. Van een 'rancuneuze' Wilders was toen nog absoluut geen sprake, maar ook staatssecretaris Medy van der Laan (D66) greep al pijnlijk in bij het Popinstituut. Het Podiumplan, een belangrijke subsidieregeling voor Nederlandse muziek via de clubs, wordt vanaf 2004 uitgevoerd door het NFPK (Nederlands Fond voor de Podiumkunsten). Dat lijkt achteraf een belangrijke klap. Vier jaar later, in 2008, ging het Popinstituut op in het Muziekcentrum Nederland, een groot instituut dat voorbij ging aan genres. "Waar wij vroeger in Den Haag voor de popmuziek opkwamen, is het sindsdien een meer algemene muzieklobby geworden. Daar komt bij dat het ministerie van OCW eerst gigantisch was, en dat cultuur nu nog maar een klein onderdeeltje van Onderwijs geworden is. Er is duidelijk sprake van een terugtrekkende overheid."

Bewuste strategie of niet: die terugtrekkende overheid leidde tot een soort kaasschaafproces, waarbij het Popinstituut steeds verder uitgekleed werd, tot het belang zover afgenomen was dat niemand meer luid protesteerde toen de bijl er definitief in ging. Zo komt een einde aan een tijdperk, maar voelt dat eigenlijk al nauwelijks meer zo. "Er zit geen kwade genius achter, het is de tijdsgeest", denkt Joost Heijthuijsen van festival Incubate. "Tien jaar geleden moest alles groter en institutioneler, nu vinden we alles veel te groot en institutioneel. Het gekke is: het popinstituut is ontstaan in bovenkamertjes, bij muzikanten die vonden dat hun geluid gehoord moest worden. Het is in de loop der jaren steeds politieker geworden. Het zure is: de fusies van verschillende instituten is door het Popinstituut sterk tegengewerkt, maar er is sterke ambtelijke dwang uitgevoerd om de sectorinstituten dichter bij de overheid te krijgen. Nu trekken ze de stekker eruit omdat het te dicht bij de overheid staat."

Stem van de sector
Volgens Heijthuijsen zal het verdwijnen van de stem van de sector het grootste gemis worden. "Dat geldt niet alleen voor de popmuziek, maar ook bijvoorbeeld voor het Theaterinstituut. Het is belangrijk dat iemand aan kan schuiven voor overleggen of door buitenlandse partijen benaderd kan worden die iets met Nederlandse muziek willen doen. Nog belangrijker is dat die stem onafhankelijk is, niet zoals Buma Cultuur, dat een specfiekere agenda heeft." Minder toegevoegde waarde ziet Heijthuijsen bij de loketfunctie van het instituut. "De vraagbaak is volledig overbodig geworden. Vroeger moest je je tot een instituut wenden als je wilde weten welke popgroepen uit Heerhugowaard komen, nu heb je daar Google voor. Vijftien jaar geleden was er veel behoefte aan een popblad als Fret, dat veel over Nederlandse muziek schrijft. Nu zijn er zoveel meer platforms om je werk te promoten. Het bijhouden van databases lijkt me niet meer het meest nuttige werk."

Tot slot is er volgens Arjen Davidse reden voor voorzichtig optimisme. Het kabinet Rutte 1 is immers ten einde. De PVV heeft ruimte gemaakt voor de PvdA, die er heel andere ideeën over cultuurbeleid op na houdt. "De periode van haat en wraakzucht is voorbij. Bart de Liefde van de VVD was zo mogelijk nog erger dan de hele PVV. Met Jet Bussemakers en Frans Timmermans is er een heel andere wind gaan waaien. De overheid is weer geïnteresseerd in kunst. Maar er moet wel eerst een crisis voorbij gaan voor er weer geld is."