Girl Talk: "Ik maak geen muziek om wetten te veranderen"

Sample pionier over de schimmige wereld van het auteursrecht

Jonathan Maas (VPRO Gids) ,

DJ en producer Girl Talk voert de strijd aan waar het gaat om nieuw denken over intellectueel eigendom. Weg met betaalmuren en het uitmelken van copyright. ‘Delen is de ultieme vorm om creativiteit te laten borrelen.’ Eind 2010 verscheen zijn tweede album All Day, gratis te downloaden, want alle samples netjes clearen, daar is geen beginnen aan.

Sample pionier over de schimmige wereld van het auteursrecht

DJ en producer Girl Talk voert de strijd aan waar het gaat om nieuw denken over intellectueel eigendom. Weg met betaalmuren en het uitmelken van copyright. ‘Delen is de ultieme vorm om creativiteit te laten borrelen.’ Eind 2010 verscheen zijn tweede album All Day, gratis te downloaden, want alle samples netjes clearen, daar is geen beginnen aan.

‘This is like the future,’ verbaast de Amerikaanse Gregg Michael Gillis zich over het fenomeen Skype. De muziekproducer en dj, beter bekend als Girl Talk, heeft nooit eerder geskyped, hij heeft zelfs geen account, maar gebruikt die van zijn vriendin. Hij zit op de bank, thuis in Pittsburgh, in een blauwe oversized sweater, zijn lange donkere haren onder een honkbalpet uitgestoken. Hij zegt versteld te staan van de kwaliteit van het beeld, had verwacht dat de verbinding langzamer zou zijn. ‘Waar gebruik jij het voor?’ wil hij weten. ‘Om met je vrienden te praten? Ik ben ouderwets. Ik e-mail nog met mijn vrienden. Voor mijn muziek gebruik ik eigenlijk ook vrij oude apparatuur. Ik ben niet echt geïnteresseerd in nieuwe software. Ik heb ook geen iPod, koop nog steeds cd’s. Als ik veertig ben, ben ik waarschijnlijk echt een oude man die niets meer snapt van de wereld.’ Lachend: ‘Eigenlijk ben ik dat nu al.’ Hij is 28.

Is Gillis een anachronisme in disguise? Het is toch lichtelijk curieus: als er binnen de muziekindustrie één iemand is die de nieuwe wereld vertegenwoordigt, dan is het wel Gillis. Hij speelt een centrale rol in de documentaire Rip – A Remix Manifesto van filmmaker Brett Gaylor, vorig jaar in de competitie ‘De keuze van de kijker’ gekozen tot beste IDFA-publieksprijswinnaar van de afgelopen tien jaar. De film plaatst de behoudzuchtige oude wereld met zijn voorheen machtige platenmaatschappijen en copyrightwaakhonden tegenover de nieuwe wereld van open source en Creative Commons. De tegenstelling kan niet duidelijker in beeld worden gebracht dan wanneer die twee werelden elkaar ontmoeten.

Nieuwe orde
Gillis representeert de nieuwe orde: hij staat bekend als sample-, of mashup-artiest, maar noemt zichzelf liever gewoon producer. Hij bouwt zijn nummers op met muziek van anderen. Gewoon sampelen? Nee, dat is inmiddels zo oud als de weg naar Rome. Gillis gaat verder, die knipt het bronmateriaal zo ver op en bewerkt het dusdanig dat de herkomst nauwelijks nog hoorbaar is. Hij gebruikt andermans muziek niet als fragment, maar als instrument. In de documentaire van Gaylor demonstreert hij hoe dat werkt. We zien hem met een laptop op bed, terwijl zijn vriendin op de achtergrond onder een dekbed ligt te slapen. Hij knipt een seconde percussie uit een nummer van Elvis Costello. Plakt daar weer een ander ultrakort fragment overheen, voert de snelheid op, speelt het een paar keer vlak achter elkaar af en wat je hoort lijkt in geen enkel opzicht meer op iets van Elvis Costello. Gaylor gaat met deze illustratie naar Marybeth Peters, werkzaam voor het ‘register of copyrights’. Ze is een gezette vrouw van middelbare leeftijd met kort rood haar en onthult dat ze nog nooit iets gedownload heeft.

‘Oh my god,’ reageert Peters, terwijl ze ongelovig naar het haar gedemonstreerde staart. ‘So none of this is his?’ wilt ze weten, refererend aan al die geluidjes waarvan hij samen een nieuw geluid maakt. Om te checken: ‘He’s just rearanging other stuff?’ Ze laat zich niet uit over wat ze er zelf van vindt, maar besluit wel met te zeggen dat dit een prachtig voorbeeld zou zijn voor een klas rechtenstudenten om uit te pluizen.

Digitaal vernield
In Amerika wordt Gillis ook wel een ‘lawsuit waiting to happen’ genoemd. Voor hergebruik van muziekfragmenten moet immers worden betaald. De bedragen zijn niet mals. Toch heeft Gillis nooit een stuiver betaald. En hij zelf ziet daar geen probleem in. ‘Wat ik doe is eigenlijk hetzelfde als een liedje van The Beatles op je gitaar spelen, wat noten hier en daar veranderen en er een compleet nieuw arrangement mee maken en dat jouw creatie noemen,’ stelt hij nuchter. In de oren van tegenstanders van wat Gillis doet klinkt het wellicht ironisch, maar de Amerikaan zegt: ‘Ik wil iets origineels maken. Ook als ik dj en optreed wil ik een performance geven, alsof je naar je favoriete band staat te kijken. Niet naar iemand die alleen maar achter zijn laptop staat.’

Hij groeide op met de muziek van Michael Jackson, Hall & Oates en James Taylor. ‘Eighties softpop,’ lacht Gillis. ‘En dat terwijl mijn vader een grote platencollectie had, met bands als Led Zeppelin. Muziek die helaas thuis nooit werd gedraaid.’
Rebellerend tegen de softe muziek die thuis te horen was, zocht Gillis het in old school hiphop. Toen hoorde hij voor het eerst Kid606, een elektronische producer die net als Gillis bekend staat om het sampelen en herbewerken van andermans materiaal en om zijn punkattitude.

‘Dat was echt rebels,’ haalt Gillis nog met bewondering op. ‘Hoe hij popmuziek uit elkaar rafelde en er iets nieuws van wist te maken, was revolutionair. Ik heb ooit zes maanden saxofoon gepeeld, maar was verder niet echt geïnteresseerd in het bespelen van een instrument. Ik had een keyboard in plaats van een gitaar. Elektronische apparatuur vormde mijn omgeving. Als tiener zag ik mezelf niet als muzikant, wel als iemand die iets kon creëren. Ik luisterde veel hiphop, dus het hele idee van samplen boeide me altijd al. Maar ik zocht als tiener naar iets dat experimenteler, meer underground was.' 

'Toen ik op mijn vijftiende de remake van NWA's Straight Outta Compton van Kid606 hoorde, wist ik dat dit de richting was die ik op wilde. Hij had dat nummer compleet digitaal vernield. Dat ging ik ook doen: iets bekends pakken en bewerken tot een totaal nieuw idee. Het liefst zo rauw en experimenteel mogelijk: herrie maken met tracks die bij iedereen bekend zijn.’ Geheel in stijl daarbij trad Gillis niet op in clubs, maar in kelders waar het publiek zes dollar betaalde om een rauwe show te zien.

Gillis: ‘We maakten experimentele cross-over herrie. Rock met rap. We staken vuurwerk af en lieten televisies in de fik vliegen. Er zat niet echt een inhoudelijke of een esthetische visie achter. We kwamen uit de suburbs van Pittsburg, een working class grauwe stad, en deden het omdat we het leuk vonden en omdat het rebels was.’ 

Pittsburgh zelf was gelukkig groot genoeg om (internationale) artiesten te trekken wanneer die een clubtour deden en zo kwam Gillis genoeg in aanraking met alternatieve en avant-gardistische muziek. Inmiddels is Gillis als Girl Talk zelf een bekend artiest en toert hij door heel Amerika.  Hij heeft zojuist zijn vijfde album uitgebracht, All Day, gratis te downloaden. Het album is uitgebracht onder een Creative Commons-licentie, wat wil zeggen dat mensen het werk mogen kopiëren, verspreiden en doorgeven en er remixes van kunnen maken. Want: ‘Mensen consumeren media niet meer, ze interacteren ermee,’ stelt Gillis. 

De enige voorwaarde bij deze interactie: de naam Girl Talk moet er bij worden vermeld. Het scheelt in ieder geval een hoop geld. In Rip – A Remix Manifesto wordt dat voor de lol eens uitgerekend, met een willekeurig nummer van een van Girl Talks albums. Een nummer van drie minuten, met 21 samples. Elk nummer kent vier corporaties die zich (mede)eigenaar noemen. De kosten bedragen per sample per eigenaar 2500 dollar. Keer vier betekent dit dat Gillis al tienduizend dollar kwijt is voor één zo’n sample. Voor de 21 samples in het nummer kan hij 210.000 dollar neertellen. En vervolgens komt er nog eens 52.000 dollar overheen dat betaald moet worden aan het platenlabel.

Fair use
Totaal doorgeslagen en niet meer van deze tijd, stelt Gillis, en daarom weigert hij te betalen. ‘Ik geloof niet dat wat ik doe illegaal is,’ zegt hij. ‘Er bestaat hier in Amerika het begrip fair use en ik vind dat wat ik doe daaronder zou moeten vallen. Hoewel ik niet graag een posterjongen ben van een politieke beweging wilde ik me er in 2006 graag publiekelijk over uitspreken, toen mijn eerste album Night Ripper net was uitgekomen. Daarom heb ik meegewerkt aan de Rip-documentaire. Ik maak geen muziek om wetten te veranderen. Het is helaas zo dat ik me in een schimmige wereld begeef om de muziek te maken die ik tof vind.' 

'Fair use is een subjectief criterium waarbij naar de achtergronden wordt gekeken van wat je hebt gedaan. Creëert het concurrentie met het bronmateriaal? Heeft het bronmateriaal een transformatie ondergaan? Maak je er iets nieuws mee? Allemaal vragen die daarbij aan de orde komen. Ik vind dat ik met mijn muziek geen artiesten beschadig of dat ik ze beconcurreer. Ik maak wat nieuws met iets dat lichtelijk of soms volkomen onherhenbaar is.’

Dat geldt overigens voor iedere band of artiest, vindt Gillis. ‘Je hoort altijd wel invloeden van bijvoorbeeld Nirvana of de Pixies terug. Maar het is toch elke keer weer anders. Dat is de kunst van muziek: het reïnterpreteren van oude kunst. Mensen hebben een heel traditioneel idee van wat creatie is. Als iemand een gitaar pakt en een paar nieuwe akkoorden begint te pingelen, vinden mensen het nieuw. Ook al klinkt het net als Soundgarden. Maar pak je, zoals ik, iets fysieks als een cd, en manipuleer je dat tot iets nieuws, vinden mensen het ineens niet meer oké.’

Digitaal delen
‘Culture always builds on the past’ is een van de stelregels uit de documentaire van Gaylor. Het is eigenlijk zo evident dat er nauwelijks iets tegen in te brengen is. Grunge borduurde voort op de punk, house op disco er was nooit een Renaissance geweest zonder cultuur uit de Klassieke Oudheid. Waarom nu zoveel problemen met nieuwe media? Gillis: ‘Mensen zijn nog niet gewend aan het idee van dingen digitaal delen. Ik vind het sneu als mensen hun baan verliezen, maar de industrie zoals die was, komt niet meer terug. Net als het hele idee dat je met een album zo verschrikkelijk veel geld moet verdienen. Dat is niet erg. Als je kijkt naar de muziekgeschiedenis dan maken muziekopnames daar maar een klein deel van uit. Muziek bestond lang voordat er iets was als recorded media, of het nu bladmuziek was of een live-uitvoering.’

Muziekopnames zullen niet verdwijnen, maar of daar als artiest het geld mee te halen valt is zeer de vraag. ‘Ik geef mijn muziek graag gratis weg,’ zegt Gillis. ‘Mijn fans komen naar mijn shows omdat ze weten dat er nieuwe muziek uit is. Ik verdien het meest met toeren. mtv en radiostations hebben niet veel controle meer over wat populair is. De grote platenmaatschappijen krijgen minder macht, net als grote artiesten. Kleinere bands hebben daar voordeel van. Ook nauwelijks bekende artiesten vinden nu snel hun publiek, bij mensen die het internet afstruinen op zoek naar nieuwe muziek. Zij kunnen veel sneller dan vroeger geld verdienen met toeren en de merchandise om optredens heen.  Vergelijk maar eens wat obscure indiebandjes uit de jaren negentig verdienden en wat zulke bandjes tegenwoordig opstrijken. Ik vind dat heel positief want de cultuur wordt daar alleen maar rijker van.’

Oude man
Ondertussen stelt een ouwe rot als Prince dat ‘internet dood is’. Gillis haalt er zijn schouders over op. ‘Er zal zeker iets na internet komen. Internet zal tegen die tijd net zoiets zijn als wat televisie nu is. Maar het idee van een wereldwijde connectie is here to stay. Ik heb groot respect voor Prince en vind hem echt een visionair, maar als hij zulke dingen zegt, klinkt hij echt als een oude man. De komende tien jaren zullen echt de jaren van internet worden. Neem het laatste album van Big Boi van Outkast. Op zijn My Space-pagina is een applicatie waarmee mensen nummers zelf kunnen remixen. Mensen willen tegenwoordig interactief zijn. Daar word je als artiest toch niet slechter van? Zelfs niet als je Coldplay bent. Er zijn steeds meer jonge artiesten die hun muziek gratis releasen en die leaks plaatsen op sites als Stereogum of Pitchfork. Jonge mensen die bekend willen worden en hun muziek over de wereld willen hebben doen dat. Die zijn niet gepreoccupeerd met het beschermen van hun muziek. Ik zie het er wel van komen dat over vijftien jaar alle muziek gratis verkrijgbaar is via internet.’

Klinkt leuk, maar waarom zou dit een goede ontwikkeling zijn? Wie trekt hier voordeel van en wordt de cultuur of maatschappij daar in z’n geheel beter van? ‘De hamvraag is: waar doe je het voor?’ zegt Gillis. ‘Waarom maak je muziek? Veel mensen doen het gewoon omdat ze graag creatief willen zijn en gepassioneerd met muziek bezig zijn. Niet omdat ze miljoenen willen verdienen met een cd. Als de gemeenschap van dit soort mensen groter zou worden, vind ik dat een interessante verschuiving. Het zou een fundamentele verandering zijn waarbij je gedwongen wordt tot een andere motivatie. Je hebt nu veel talentenjachten op televisie zoals Idols. Complex om daar iets van te vinden. Ook indieartiesten willen namelijk graag groot worden en vinden het leuk als mensen hun te gek vinden. De kwestie is niet zwart of wit. Maar je moet als artiest je motivatie onderzoeken.’ De verschuiving die Gillis waarneemt, waarbij de muziekindustrie meer om de inhoud en minder om het grote geld zal gaan, zal muziek doen veranderen – daarvan is hij overtuigd. Gillis: ‘Iedere beweging is altijd een reactie geweest op het voorgaande en een reflectie van wat er maatschappelijk aan de hand is. Muziek van de jaren zestig was revolutionair omdat de tijd radicaal was. Als we nu in een tijd van radicale veranderingen zitten, zal dat interessante kunst gaan opleveren.’

Beetje verdwaald
Was de twintigste eeuw een tijd van grote corporaties die producten beschermden omdat ze daar meer geld mee binnenhaalden, in de 21ste eeuw moeten mensen ‘zich open op gaan stellen en meer gaan delen’. Gillis: ‘Het is de ultieme vorm om creativiteit te laten borrelen. Er zijn nu overal muren. Het is belachelijk. De wetenschap zou er ook van kunnen profiteren. Het medicijn tegen kanker zou misschien al gevonden zijn als wetenschappers hun vindingen niet zo zouden beschermen en het in het publieke domein zouden delen. Ook de wetenschap is nog te veel een money making industry,’ stelt de artiest die tot voor kort overdag als biomedical engineer werkte.

Tegenwoordig neemt zijn muzikale carrière hem te veel in beslag om zijn tijd op te delen en voor het geld hoeft hij het ook niet te doen – hij verdient genoeg met het touren. Toch woont hij niet in een penthouse in New York en zit hij nog steeds in Pittsburgh. ‘Ik reis veel voor optredens en kom zo al genoeg aan mijn L.A.-tijd en New York-tijd,’ vindt hij. ‘Mijn vrienden wonen in Pittsburg er is hier een sfeer van geen bullshit. Ik vind dat wel fijn. Elders wonen biedt niet echt voordelen. Als ik niet met muziek bezig ben, leid ik eigenlijk een vrij simpel leven. Speel ik basketbal, kijk ik films of televisie.’

Maar hoe nu verder? Weg met het copyright? Alles gratis? Zo eenvoudig is het nu ook weer niet, nuanceert Gillis. ‘Ik ben niet anti copyright,’ geeft hij toe. ‘Ik vind niet dat mensen cd’s moeten kopen, ze thuis zouden mogen branden om ze vervolgens op straat te verkopen. Ik heb ook een klein beetje morele bezwaren wat betreft illegaal downloaden, ook al doet iedereen het. Ik ben niet tegen mp3’s en filesharing, ik heb er ook voordeel van want mijn muziek verspreidt zich zo over de hele wereld.'

'Maar als je iets maakt, moet je er ook geld mee kunnen verdienen. We zijn alleen een beetje verdwaald geraakt. Het beginsel van fair use is goed. Wat mij betreft hoeft bestaande auteurswetgeving niet te veranderen. Alleen het fair use-begrip is nog te vaag. Het moet duidelijker worden wat er precies onder wordt verstaan. Ik vind dat je zonder permissie en problemen een bestaand nummer moet kunnen hergebruiken. Zeker als je, zoals ik, geen concurrentie bent voor de mensen wier muziek je gebruikt. Ik maak mijn eigen creaties. Waarom zou ik daar dan geen geld mee mogen verdienen?’

Dit artikel verscheen eerder in de VPRO Gids.