Incubate 2015: Het grote woensdag-blog

Met recensies van onder andere The Melvins, Adam Green en Mind Rays

Bas van Duren, Freek Verhulst, Connor Clerx, Carlijn Kösters, Maarten de Waal en Renate Krabbendam ,

Het grove geschut in het weekend komt met rasse schreden dichterbij, maar ook op de derde dag van Incubate viel weer genoeg te beleven. Alle recensies van de woensdag zijn in deze blog verzameld.

Blue Crime: wit gekleed en crimineel getalenteerd

Ze klinken sinister, dromerig, en gewoon steengoed, de dames en heer van Blue Crime. De vierkoppige moonpopband is een bijzondere verschijning; met lange haren en losvallende, witte kleding steken ze sterk af tegen het zwarte interieur van Extase. Zelfs het vinyl van de debuut-LP van deze feeërieke druïden is maagdelijk wit.

Met fluisterende zang betoveren de dames het publiek, terwijl bas en drums het geheel een pittig randje geven. Met dezelfde zachte stem vraagt de frontvrouw of iedereen nog wat dichterbij wil komen, maar niemand komt in beweging: het is haast alsof men de puurheid niet wil verstoren.

Dit wil echter niet zeggen dat de Amsterdammers de rust zelve zijn: integendeel! Het viertal weet hoe je moet rocken. De gitariste staat haast in de coulissen, in een donkere hoek van het podium. Toch is zij degene die de meeste aandacht trekt. Ze staat al headbangend los te gaan in haar eigen wereldje, afgezonderd van de zaal achter een gordijn van haar. Even lijkt het alsof ze een gebroken snaar met bevende handen probeert te spannen, maar niets is minder waar. IJle klanken klinken wanneer de gitariste die losse snaar gebruikt als plectrum. Van indiepop tot avant-garde noise, Blue Crime doen alles op hun eigen manier. (RK)

Zeldzaam optreden Adam Green zeldzaam goed

Een van de grootste clichés in muziekland is dat de meest legendarische concerten gebeuren bij het kleinste publiek. 'Legendarisch' is misschien iets teveel credit voor oud-Moldy Peach-man Adam Green, maar 'ontzettend goed' is wel van toepassing in een Concertzaal die voor nog geen honderd man is gevuld. Wat?? Honderd? Ja, en daar kunnen we een hoop redenen voor verzinnen: hij is op het allerlaatste moment ingevlogen om die andere beschimmelde perzik Kimya Dawson te vervangen, staat vroeg op het programma in een zaal die relatief ver van het centrum is, treedt sporadisch op en heeft in geen jaren meer nieuw werk laten horen.

Dat laatste heeft te maken met het recente vaderschap van de New Yorker en het feit dat hij meer in de hoedenmakerij zit plus een film heeft gemaakt van Aladdin waarbij "de lamp een 3D-printer is en alles is gemaakt van papier-maché". Klinkt te bizar voor woorden? Toch is het waar. Hij verrast het aanwezige publiek dan ook met een primeur: een nummer van de soundtrack die volledig in lijn ligt met de rest van zijn set: lieflijke popliedjes met zware thema's als depressie, familie, drugs en dergelijke.

En spelen doet hij nog steeds als de beste. De muzikant heeft liefst een uur en een kwartier te vullen met nummers die amper de drie minuten ontstijgen, maar in die minuten houdt hij de aandacht constant vast, blijkt hij de koning te zijn van de interpretative dance en wordt het gemis van een band makkelijk opgevuld door Toby Goodshank op gitaar, zelf ook ooit van The Moldy Peaches. Goodshank krijgt zelfs de vloer voor zichzelf met zijn eigen, en minstens zo humoristische 'Baby I Feel Like I Just Got Cut In Half'.

Maar uiteindelijk zie je het aanwezige publiek, met name de twee dames van de fanclub op de eerste rij, nog het meest meezingen met de hits van Green: 'Jessica', 'Friends Of Mine', 'Bluebirds' en 'Emily'. De zanger brengt het heerlijk nonchalant met de nodige geintjes tussendoor en sluit voor de grootste zaal van het hele programma in stijl volledig akoestisch af, want: "fuck this microphone" om vervolgens The Moldy Peaches' 'Who's Got The Crack' in te zetten. Held. (BvD)

De Portugese pubers van The Glockenwise

Deze boys-next-door hebben hun eerste EP uitgebracht in 2009 en zijn dus al een tijd actief in de garagerockscene van Porto, maar ze zien er nog steeds uit als een stel ongemakkelijke tieners. Een op een jonge Paul McCartney lijkende gitarist maakt de situatie er niet beter op. De mannen realiseren zich heel goed dat ze overkomen als de eeuwige buitenbeentjes en dat blijkt ook uit de tekst van “Leeches” met zinnen als: “I tried my best to fit in from town to town, I tried my best to look cool when you're around.” en “Can I hang out with you?”

De frontman is, ondanks dat hij eruit ziet als een dertienjarige, duidelijk aanwezig en roept het publiek op om dichterbij te komen staan: “Space is bullshit!”. Het is een heus podiumbeest en hij is niet vies van een slechte woordgrap op zijn tijd; hun laatste nummer gaat over eten en “That is pretty much eat”. Ook in de zaal heeft men de lolbroek aan; na elk nummer roept de gitarist “Hey!” en het publiek reageert jolig met een volmondig “Hooo!”. De Portugezen staan hier om te genieten en hun plezier zuigt zelfs de meest chagrijnige toeschouwer op in een kolk van energie en blijdschap. Toegankelijke trashpop met humor. (RK) 

De chills ontbreken bij Martin Phillipps zonder The Chills

Martin Phillipps recenseren betekent het hebben over The Chills; een cultband uit de jaren '80 waarin Phillipps de enige constante is. De formatie was een van de vlaggendragers van de 'Dunedin sound', vernoemd naar de Nieuw-Zeelandse stad waar de band vandaan komt, en kenmerkt zich als een variant van indiepop boordevol jengelende gitaren, maar daartegenover een basgitaar en drums die meer op de achtergrond spelen.

In het geval van Phillipps vanavond in de Dudok is er zelfs helemaal geen basgitaar of drums; de 52-jarige muzikant heeft The Chills thuisgelaten. Enkel zijn zachtzinnige stem en gitaar moeten het vanavond doen.

En dat lukt maar half. Dat Phillipps een fantastische songwriter is, staat buiten kijf, zeker als hij opent met 'Pink Frost'; dé hit die de tand des tijds goed heeft doorstaan. De dromerige vocalen, gecombineerd met zijn subtiele gitaarspel, komen dan nog goed tot hun recht, maar gaandeweg slaat de verveling toe. De galmbak die Dudok is, versterkt de reverb die op de gitaar zit en met maar een man of veertig tegenover Phillipps, gaat toch een hoop intimiteit verloren. En dat is zonde, want er zit een ontwapenende kwaliteit in de man die de nodige ontboezemingen verwerkt in zijn liedjes.

Maar de setting is verkeerd. Dit was beter tot zijn recht gekomen op een kleinere locatie waar iedereen met armen vol kippevel aan zijn lippen had gezeten. Hier schreeuwt het grote podium om een band om Phillipps heen, al was het maar voor het orgeltje in 'I Love My Leather Jacket' of een gitaarsolo in plaats van continu akkoorden moeten plamuren. (BvD)

Iguana Death Cult laat zich niet kisten

De surf/garagerockers van Iguana Death Cult stonden aanvankelijk geprogrammeerd in Cul de Sac, maar werden uiteindelijk verplaatst naar Paradox. Toch een wat ongemakkelijke locatie voor een band die het liefst een zaal à la Mind Rays aan gort speelt, zo'n half gevuld jazzpodium. Het publiek zit hier en daar nog op stoeltjes, en veel mensen blijven bij de bar hangen. Het handjevol enthousiastelingen voor het podium kan het ook niet alleen af.

Iguana Death Cult lijkt gelukkig weinig boodschap aan de omstandigheden te hebben. Frontman Jeroen Reek met zijn zwoele heupwiegen voorop, gooien de vier alles in de strijd. De groep speelt een retestrakke set vol pakkende gitaarhooks en - wat Iguana Death Cult vooral voor heeft op veel andere bands in het genre - sterke songs. Het geluid zit de groep helaas ook niet mee; de zang verzuipt af en toe in de muziek en de tweede stem is al helemaal amper te horen. 

Een kwartier voor het einde lijkt Reek dan toch iets van frustratie te laten merken. "En nou is't klaar", mompelt hij in de microfoon. Daarna volgen de drie veruit hardste nummers van de set, met het slotnummer 'Barracuda' als hoogtepunt. Als het inderdaad frustratie was, weet Iguana Death Cult in ieder geval exact hoe je dat hoort om te zetten. (FV)

Sun Araw

Zwoel Happy Meals het juiste aphrodisiacum op het verkeerde feest

Bedroompop op basis van elektrofunk, minimalistische disco en een zweempje triphop, met zweverige - meestal Franstalige - vrouwenvocals eroverheen. Happy Meals is zo'n typische act voor een klein, donker zaaltje op de grens van avond en nacht, waar de aanwezigen lichtelijk beneveld door alcohol en feromonen de heupen zwoel loswiegen, in de heimelijke hoop dat een leuke jongeman of -dame onder de indruk raakt.

Maar de Hall Of Fame is niet dat zaaltje en om 20:00u zijn Incubate-gangers doorgaans nog niet beneveld genoeg. Happy Meals slaat zodoende nogal dood, en dat is jammer. Want alleen al het tomeloze enthousiasme van zangeres Suzanne Rodden zou meer respons verdienen. Terwijl haar collega Lewis Cook Bas Bron-achtige synthsolo's over de drumcomputerbeats heen legt, dartelt Rodden over het podium en door de zaal, zingend en  dansend. In een ultieme poging het publiek naar haar hand te zetten, klimt ze bij het laatste nummer zelfs op de merchtafel voor wat zwoele dansjes, maar echt baten mag het niet. Incubate is simpelweg nog niet hitsig genoeg. (FV)

Met ZaZaZoZo begint Incubate pas écht

'Een muzikaal instituut voor de niet-gerepresenteerden, dat muziek gebruikt als bescherming tegen de fantasieën van de dominante groep', zo omschrijft Incubate ZaZaZoZo op de website. Dat kan inderdaad van alles betekenen, en als de groep het podium in Paradox betreedt, wordt het niet direct veel duidelijker. Vijf genderbendende colorrunslachtoffers verzorgen hoe dan ook de meest fotogenieke act van de dag, maar het is lastig te vatten waar de groep precies voor staat.

Ruimtereizen, veganisme en plassen zijn enkele van de thema's die worden bezongen op psychedelische elektropop die zich dankzij het voodoo-gevoel en de vele percussie ergens tussen Goat, The Knife en Skip&Die laat positioneren. Art pour l'art? Of een serieus bedoelde, allesomvattende aanklacht tegen élke vorm van conventie? Het publiek bekijkt het voor het gros wat ongemakkelijk van een afstandje en door de zaal klinkt veel rumoer, dus het is de vraag hoeveel van de eventuele boodschap daadwerkelijk blijft hangen, maar vermakelijk is het hoe dan ook. Een nauwelijks te definiëren act met bizarre aankleding, op de grens tussen muziek en performance art, op een jazzpodium in het centrum van Tilburg? Nu is Incubate pas écht begonnen. (FV)

Merzbow en Full Of Hell van zielsverheffende kwaliteit

Het is alweer de derde dag van Incubate, wat betekent dat we nog één kans hebben om de Japanse oervader van de noise op dit festival aan het werk te zien. De zaal van Midi is tegen kwart over acht prettig gevuld, en in het publiek herkennen we veel gezichten die we de voorgaande keren ook al aantroffen bij de shows van de oosterse geluidsmeester – Merzbowfans zijn trouw. Het is ook de moeite om de man meerdere malen aan het werk te zien, want zijn sets zijn zeer uiteenlopend.

De dag hiervoor, toen hij op het podium stond met de woeste Hongaarse drummer Balázs Pándi, gooide hij vanaf het begin alle registers open en werden de toehoorders vergast op een lange geluidsorgie die tot het einde zijn maximale intensiteit bewaarde.

Vandaag staat hij op het podium met de Amerikaanse avant-gardistische hardcoregroep Full Of Hell, maar opvallend genoeg blijft een sonische explosie aanvankelijk uit – de set begint eerder rustig, maar wel uiterst onheilspellend, met veel trage en lage drones. Gaandeweg komt het monster echter steeds meer los: de geluidserupties van de saxofonist beginnen veelvuldig associaties met de jammerklachten van een verdoold dier op te roepen, terwijl de kale frontman van het Amerikaanse gezelschap steeds overtuigender brullen slaakt. Wanneer de ijverig rammende drummer van Full Of Hell tenslotte versterking krijgt van de eerdergenoemde Balázs, mondt het geheel uit in een helse kakofonie die een vreemd bevrijdende, enerverende en zielsverheffende kwaliteit heeft. Het optreden eindigt net als de vorige avond met een nauw merkbaar knikje van de stoïcijns achter zijn knoppentafel staande Master of Merz. Wat een kleine held. (MdW)

Op seance met The Melvins

Gisteren kregen we al een staartje mee van het optreden van deze Amerikaanse heersers van de rockunderground, en die energieke apotheose deed ons verwachtingsvol uitzien naar de show van vandaag. De cultformatie rond Buzz Osborne, die vorig jaar nog solo op dit festival te bewonderen was, krijgt vanavond maar liefst anderhalf uur de tijd om ons een indruk te geven van enkele decennia zwaar rockmateriaal, dus het mag geen verbazing wekken dat men de tijd neemt om de set op te bouwen.

Na een intromuziekje van Black Sabbath dat geknipt is om alvast wat in de stemming te komen, mogen de twee trommelaars die de nu vierkoppige band rijk is de aftrap verzorgen, en dat doen ze met een knap staaltje synchroondrummen dat een goede indicatie blijkt te vormen voor de rest van de set, waarin beide drummers elkaar exact blijven volgen – bepaald geen geringe prestatie, gezien het soms in ritmisch opzicht nogal uitdagende materiaal. “De muziek van de Melvins is drukkend zwaar en traag, maar dan zonder dwaze mystieke teksten of eindeloze gitaarsolo's; het is gewoon een massieve, sijpelende hoop donker slijm”, zo kopieert het programmaboekje (in onze wel erg vrije Nederlandse vertaling) de woorden van allmusic-godfather Stephen Thomas Erlewine – en als om dit vermeende gebrek aan mystiek van een ironisch commentaar te voorzien, heeft Buzz zich in een soort hogepriestergewaad gehesen, terwijl het hoofd van de bassist wordt opgesierd door een mooie tulband.

Bij de Melvins, die zich in die zin een echte indieband betonen, gaat alles gepaard met een knipoog, maar feit is dat de eindeloos voortroffelende drums en de bezwerende zang het optreden een seance-achtige kwaliteit meegeven. Die sfeer wordt ook niet doorbroken door informeel geklets met het publiek tussen de nummers door, hoewel de bassist zeker niet bang is voor wat fysiek contact met zijn toeschouwers, en aan het einde van het optreden zelfs een soort plechtige afscheidsronde door de zaal maakt. De ingenieus in elkaar geweven drumpatronen vormen de basis van een anderhalf uur lange trip met enkele felle gitaaruithalen van Buzz, die naast eigen materiaal ook een incidentele cover (van Wipers, aldus onze buurman in de zaal) niet schuwt. De Melvins nemen de tijd om hun set te besluiten, en verdwijnen ook na de uitgebreide knuffelsessies van de bassist pas na enige tijd volledig van het podium, om het publiek op de tonen van een repetitieve drone bij herhaling toe te voegen “You Are Free To Go, You Are Free To Go Now”. Een passend vervreemdend en enigszins pesterig einde van het optreden van een band die in haar lange carrière nooit een crowdpleasing attitude heeft aangenomen. (MdW)

Snoeihard Mind Rays laat fysieke stempel achter in de Stadskelder

Men neme een snoeiharde punkband uit Gent, een ongelooflijk krappe locatie, een hoop bier en een volume waar Mogwai bang van wordt. Wat krijg je dan? Een punkfeest in de Stadskelder dat zijn weerga niet kent. Mind Rays begint een kwartier te laat. De set is korter dan de drie kwartier die in het programmaboekje staat, maar niet dat dat ook maar iets uitmaakt voor de sfeer.

De zaal onder het City Hotel staat vol met mannen met een missie. Helemaal naar de getver gaan. Mind Rays steekt meteen keihard van wal. Over de intentie van de Belgen valt niet te twisten, dit optreden wordt hard. Keihard. Vanaf de eerste noot gaat de Stadskelder los. Er is geen veilige vierkante meter te vinden, het is duiken voor rondslingerende ledematen. Crowdsurfen heeft een extra gevaarlijke dimensie gekregen met het plafond wat nog geen twee en een halve meter hoog is. Mocht de beheerder zich afvragen hoe die voetstappen op het plafond komen, even melden bij Mind Rays. Omdat er geen sprake is van een podium, staat het publiek maar een halve meter van de band af. Voor de apparatuur niet helemaal veilig. Microfoonstandaarden en monitors overleven net ternauwernood. Als de Belgen 'Radiate' inzetten is het hek van de dam. Zoveel crowdsurfende chaos heeft Tilburg zelden gezien. Er worden nog twee nummers gespeeld, en dan is het definitief voorbij. Een Tilburgse les wordt geleerd: je kunt nog zo hard 'Speuluh!!' roepen, als Mind Rays klaar zijn, dan zijn ze klaar. Het statement is gemaakt. (CC)

Cartographer vult Little Devil met een hemelse sfeer

Tijd voor Incubate om even compleet op te gaan in de muziek, tussen al het gitaargeweld en de ragherrie door.  Muisstil luistert het publiek naar de klanken, geproduceerd door het vijftal van Cartographer. In het kleine zaaltje van The Little Devil bewijzen ze zich wederom met een optreden waar het publiek met gestokte adem in op gaat.
 
Op het moment dat de gitaren uitfaden en er normaal een applaus begint te kletteren, geeft het Incubate-publiek nog steeds geen kick. Alsof de zaal één is geworden en de band nog even intens meegeniet van hun instrumenten als de toeschouwers. Met gesloten ogen gaan de heren op in hun setlist, alsof ze elke gespeelde noot voelen. Iets wat duidelijk binnen komt bij het publiek, waarbij de psychedelische klanken met een gezicht vol genot worden beantwoord.

De heren beperken zich qua stijl echter niet tot enkel lieflijke klanken: er wordt genoeg afgewisseld voor een stevigere snaarinzet. De combinatie siert de setlist en vormt een mooi middelpunt op de woensdagavond van Incubate. (CK)

Burn The Iris zet publiek Little Devil in vuur en vlam

De bandnaam klinkt tamelijk bruut, iets wat de heren zeker ook op het podium zijn. Echter wel in meest positieve zin, met sterke gitaren en flink gebrul. ‘’Vocals from death grinding growls to clean’’, zo worden de heren door Incubate zelf omschreven. De precieze ‘clean vocals’ waren niet direct te achterhalen binnen het optreden, wat desalniettemin niet inhield dat het niet strak in elkaar zat.
 
The Little Devil zit lekker vol, gevuld met langgehaarde mannen en stoere vrouwen. Knikkend beaamt het publiek het gegrom van de heren, die tussen de nummers door een stuk liever blijken dan hun muziek is. Retestrak en kneiterhard is het, een verademing voor de liefhebbers van metal. Lange nummers, met het nodige gegrunt en de genomen tijd om te focussen op de slepende gitaren die de band met zich meebrengt.
Verder dan knikken komt het echter voor onze metalheads niet, mede gezien de zaal simpelweg te klein is voor een degelijke moshpit. Een gemis is het niet: iedereen heeft het zichtbaar naar zijn zin en van letsel is er geen sprake. (CK)
 

Teeth Of The Sea