Op 10 mei 2025 kwam het album Fragmenten Van De Achtste Dag van J.M Baccus uit. Naar aanleiding daarvan spraken we met de artiest over het leven, de dood en het kunstenaarschap.

Allereerst voor de lezers die J.M Baccus nog niet kennen:

J.M Baccus is het alias van Michiel Bakker, een singer-songwriter en dichter in Utrecht. De 29-jarige kunstenaar is onder anderen sterk geïnspireerd door Leonard Cohen, Friedrich Nietzsche en Pier Paolo Pasolini. Zijn laatste release Fragmenten Van De Achtste Dag is een folk-album waarop de meeste teksten een religieus karakter hebben. Zijn affiniteit met het geloof komt voort uit het opgroeien in een gereformeerd gezin.

De nieuwe plaat, gemaakt in nauwe samenwerking met Pim van de Werken, is geen kant-en-klare popmuziek die makkelijk in het gehoor ligt. Het vergt meer inspanning van de luisteraar: de muziek van J.M Baccus gaat pas echt leven nadat je zijn nummers een paar keer hebt geluisterd.

Aangezien de Utrechtse zanger filosofie heeft gestudeerd, konden wij het niet laten om het interview te openen met een filosofische vraag.

Waar gaat jouw leven over?

Oei. Waar gaat mijn leven over? Daar moet ik even over nadenken. Ik ben het onderwerp van mijn leven natuurlijk, dus dan is het eigenlijk de vraag: waar ga ‘ik’ over? Dat is precies de vraag die een leven aan de gang houdt; waar moet ik heen? Wat moet ik doen? Het maken van teksten en muziek is voor mij tenminste de tijd waard. Dus vraag je mij waar ik heen wil, dan is dat een richting waarvan muziek maken en nummers schrijven een belangrijk onderdeel is.

Hoe ouder je wordt, hoe kostbaarder de tijd. Wat zijn dingen die, naarmate je ouder bent geworden, jouw tijd niet meer waard zijn?

Na mijn studie filosofie heb ik overwogen om te gaan promoveren. Ik had heel goed contact met een leraar en hij zou me daarbij willen helpen, enzovoort. Op dat moment had ik echter een wat gehaast gevoel, en dacht ik: ‘daar ben je dan dus minimaal vier jaar mee bezig. Misschien heb ik geen vier jaar’.

Waarom zou je geen vier jaar hebben?

Misschien ga ik eerder dood.

Hoe komt het dat je daar op die leeftijd al bij stilstaat?

Ik denk dat het een combinatie is van geen talent hebben voor lichtzinnigheid en opgroeien in een gereformeerd gezin. Gereformeerden zijn vrij veel met de dood bezig. Ze draaien er niet omheen, om het zo te zeggen. Dat vind ik erg prettig. Dus misschien ligt het een beetje daaraan. Stel dat het over een jaar stopt, wat wil ik dan nog doen in het leven? Welke dingen zijn dan letterlijk de tijd waard? Op dat moment was promoveren niet het antwoord. Dan ging ik liever schrijven.

Leef je dan niet te veel in een angst die je ambities dwarsboomt?

Het zette eerder op scherp wat mijn ambities toen waren, denk ik. Die lagen toentertijd meer bij het schrijven.

Was het idee om eventueel te promoveren mogelijk een vermijding van het kunstenaarschap? Toch maar voor zekerheid gaan en een wat meer burgerlijk leven leiden?

Het had eerder te maken met de drang om iets gepresteerd te hebben, schat ik in; iets willen nalaten.

Bespeur ik daar wat ijdelheid?

Wel een beetje, denk ik.

Ben je ijdel?

Nee, dat denk ik niet. Wel eergevoelig, dat is een beter woord.

Waar komt dat vandaan?

Mijn ouders zijn beide sterke persoonlijkheden, en ook wel eergevoelig, denk ik. Verwar het overigens niet met eerzuchtig, wat volgens mij veel sterker samenhangt met ijdelheid: ’Zie mij, zie mij, zie mij voortdurend.’ Daar heb ik niet eens de sociale energie voor.

Is kunstenaar zijn snakken naar een soort van onsterfelijkheid?

Ik vrees van wel, ja.

Wat maakt het dat het hier en nu niet voldoende is?

Het hier en nu is voor mij iets moeilijks. Dat is een van mijn grootste zwaktes, vind ik zelf. Ik kan ervan genieten, maar het is iets dat ik me dan echt moet voornemen. Dat gaat niet altijd vanzelf.

Toen Pim met de mastering van het album bezig was, zat ik samen met hem en Ruben (de gitarist) in de studio. Op een gegeven moment draaide Pim zich ineens om en zei hij: ’zo, af.’ Ik voel dan, behalve wat verwarring, eigenlijk niets; je kunt me net zo goed het etiket van een doosje schoensmeer voorlezen, daar word ik op zo’n moment niet meer of minder enthousiast van. ‘Dus nu zou ik blij moeten zijn’, denk ik dan. Die blijdschap komt meestal wel hoor, maar ik doe daar erg lang over en heb een groot onvermogen om dat te uiten.

Bij de releaseshow van mijn album heb ik me bijvoorbeeld heel bewust voorgenomen om er echt van te genieten. Doe ik dat niet, dan denk ik snel: ‘wellicht gaat het goed, zijn de juiste mensen er, is het een stap naar iets groters, enzovoorts.’ Voordat ik het weet gaan mijn dromen aan de haal en vergeet ik te genieten van het moment zelf, omdat ik dan te doelmatig bezig ben.

Dat jagen naar dat soort doelen terwijl de klus nog geklaard moet worden, waar komt dat vandaan?

Het heeft natuurlijk te maken met de dromen die je hebt, of iets dat je ooit hoopt te verwerkelijken. In combinatie met een beetje ongeduld denk je dan: hoe sneller, hoe beter. Tegelijkertijd weet ik van tevoren dat succes niet blijvend is; je leeft ergens naartoe, het is er, en dan komt het volgende moment.

Is dit juist ook niet het meest spannende aan het leven? Het kunstenaarschap verkennen met de vraag of het gaat lukken? Is dat niet het meest romantische aan het kunstenaarschap?

Dat zit erin, zeker weten. Het is echter niet altijd makkelijk. Voor de muziek die ik maak, is er niet een snel wisselende commerciële markt; maak je bijvoorbeeld dromerige synthpop, dan zullen je kansen groter zijn. Mijn muziek valt eerder in een niche. Het zal tijd kosten om daar een plekje te bemachtigen en bekend te raken bij de mensen om wie het gaat. Het zal een langzame oorlog zijn, maar wel een mooie, en hoe dan ook een strijd met bloemen aan het eind.