“Look for as much freedom as you can find, and use it any way you want”, spreekt een van de krakers het langzaam volstromende pleintje van de Carwash toe. Gevolgd door een huishoudelijke mededeling over de aspergesoep die gratis wordt uitgedeeld. Die is namelijk “een klein beetje over datum, maar nog prima te eten”. Hier, tussen de rollers en borstels, wordt de vrijheid telkens opnieuw gezocht en gevonden. Zo’n drie jaar geleden werd de voormalige autowasserette door een kleine groep creatievelingen omgetoverd tot galerij/ravebunker/vrijplaats. Een plek zonder regels, waar makers hun gang kunnen gaan, ongehinderd door verwachtingen van buitenaf. Na talloze jamsessies, diy punkavonden en tentoonstellingen komt er dan een onvermijdelijk einde aan het Carwash-tijdperk. Nog maar even extra hard genieten van de vrijheid, dus.
Nadat Utrecht Straatherres de boel heeft opgewarmd met hun feestelijke fanfare-remixes van golden oldies, beklimt Dakhaas het podium. “Start die fucking tijdmachine dan!!”, schreeuwt de bassist in zijn microfoon. Het blijkt het startschot voor een bizarre trip down memory lane. Dit in tuinbroeken en jurken gehulde vijftal maakt namelijk een combinatie van zeroes-poppunk en - hou je vast - kinderliedjes. Een soort dubbel jeugdsentiment dus. ‘Oya Lélé’, Koekeloere en zelfs ‘Kabouterdans’: het hele canon komt voorbij, aangevuld met een enkele original en een handjevol smartlappen. Stuk voor stuk verpunkt volgens vast recept, met vette lagen gitaar, blastbeats, halftimebreaks en een hysterische synth. Een tikkeltje studentikoos? Misschien. Maar wat zou het? Dakhaas is hier met maar één missie: een bizar kinderfeestje bouwen. En dat doen ze met verve, al blijft een eerste moshpit eigenlijk nog verrassend lang uit. Na de zoveelste knaller bezwijkt het publiek dan toch, en barst er een woest speelkwartier los dat pas tot bedaren komt wanneer de laatste noten van ‘Ik ga zwemmen’ (in Bacardi Lemon) al lang zijn weggestorven.