Zoals Jeroen Boekhorst, de programmeur van het jubilerende poppodium dB’s. Dit is een korte voorproef van het enige echte Grote Jeroen Boekhorst Interview dat in zijn volle lengte exclusief zal worden gepubliceerd in [on]zichtbaar in Utrecht. In het interview blikt Boekhorst terug op zijn muzikale opvoeding, droomt hij over zijn ambities en vertelt hij over waarom hij zo trots is op zijn podium. Kortom, het gaat over zijn liefde voor muziek.
Het oefenruimtecomplex annex poppodium dB’s is als culturele pionier in de Cartesiusdriehoek al meer dan tien jaar op de huidige plek gevestigd. Met de verhuizing van de Jekerstraat naar de Cartesiusweg in 2003 ontstond de mogelijkheid om een podium te openen en daarmee ook de behoefte aan een programmeur. Op datzelfde moment zoekt Jeroen Boekhorst naar werk. Boekhorst is in 1990 tijdens zijn studie moderne westerse letterkunde aan de Universiteit Utrecht met een groep mede-vrijwilligers begonnen met het programmeren van een vaste zaterdagse popavond in Kikker. In 1998 wordt Kikker grondig verbouwd. Als blijkt dat er daarna geen plek meer is voor de zaterdagse concerten moet hij op zoek naar een nieuwe plek om zijn liefhebberij voort te zetten. Na een blauwe maandag bij Moira belandt hij bij dB’s.
Boekhorst wordt in 1970 geboren in Alblasserdam. Hoewel zijn ouders niet muzikaal zijn, komt hij als klein jochie al in aanraking met muziek. “Wijlen mijn vader was een erg grote country en westernfan. Die nam me al mee naar Ahoy toen daar nog het grote Country Fest werd gehouden. Ik was tien, denk ik. Ik zag daar Johnny Cash, Merle Haggard, Tammy Wynette. De grote namen kwamen toen allemaal naar Rotterdam. Daarna kwam ik in de pubertijd. Toen vond ik het kut natuurlijk, country. Maar het is wel altijd blijven hangen. Op de middelbare school kwam ik in aanraking met een jongen, Kees. Hij luisterde naar psychedelische muziek, late-sixties en al die garagepunkdingen. Als pikkies van vijftien liepen we echt elk concert in Rotterdam af, we hebben zóveel gezien. Echt te gek. Jazz, impro, avant-garde, punk en hardcore op plekken als De Vlerk, jazzhol Thelonius en in de Jazzbunker aan de Boompjeskade. Ik zag Eugene Chadbourne en Shockabilly, echt alle weirde shit. In die periode, zo rond ’86, ben ik muzikaal gevormd.”
“Ik wilde van Moira een poppodium maken, maar ik kreeg daardoor de omwonenden op m’n nek. Dat ging dus niet door. Ik kende [dB’s grondlegger, red.] Paul de Brabander toen al, omdat ik vaker bij dB’s kwam. In de oude dB’s aan de Jekerstraat had ik een keer The Oblivians geprogrammeerd en wat andere dingetjes. Ik vroeg Paul op een dag of ik zijn eigenlijk best chique Volvo station mocht lenen voor een tourtje dat ik had geregeld voor een bandje. Ik kende Paul helemaal niet zo erg goed, maar hij vond het oké. Ik heb heel Europa doorgereden met die band. Op de laatste dag van de tour heb ik de Volvo achteruit bij het oude dB’s het pad op gereden. Daarbij raakte ik een muurtje. Paul was niet onder de indruk en zei: “Ah joh, maakt niet uit.” Ik dacht: wat een toffe vent, echt te gek! Zo hebben we elkaar eigenlijk leren kennen.” Lachend: “Inmiddels tennissen we zelfs elke week samen.”
Nou, is dat een cliffhanger of niet? Als je verder wilt lezen (en dat wil je) moet je ons eerst een handje helpen. Voor het drukken van het boek [on]zichtbaar in Utrecht op een manier die recht doet aan de foto’s hebben we geld nodig. Steun hier onze crowdfunding voor de realisatie van het boek en lees het complete interview met Jeroen Boekhorst. En met de andere “onzichtbaren”, Tivoli-programmeur Johan Gijsen, producers Pim van der Werken en Martijn Groeneveld, Snowstar platenbaas Cedric Muyres, Kytopia-geweten Erik Benders en natuurlijk 3voor12/Utrecht oprichters Peter Bijl en Gerben Schmidt. Zeker met meer dan 80% binnen rekenen we op je!