Arthur zelf vertelt dat hij blij is dat iedereen zo dichtbij staat, omdat hij zijn eerste nummer met een trucje gaat beginnen. Hij tokkelt op zijn gitaar, zingt in de linker microfoon, start een bekend muziekje en schuift een microfoon op. Deze microfoon galmt hard. De boxen staan zo hard dat een hoop mensen hierdoor vertrekken. Bovendien helpt het niet dat zijn muziek erg apart is. Arthur Adam: je vindt het wat, of je vindt het niks. Velen vallen af, maar er blijven ook veel mensen staan.
Met gemak weet Arthur Adam de harde muziek van het hoofdpodium te overstemmen. Er is genoeg decibel aanwezig vanwege zijn galm. Ondanks dit alles laat hij goede zang horen met matchend goed gitaarspel en blijkt hij een behoorlijke diversiteit in zich te hebben. Zo brengt de man ons rock ’n roll, blues en zelfs singer-songwriter. Bij alle nummers krijgt Arthur een hoop geluid uit zijn strot, en dit laatste nummer bevestigd dat nogmaals. Als de laatste klanken dan ook wegsterven is het plotsklaps enorm stil en valt het publiek langzaamaan uit elkaar.