Een zorgeloos zonnetje staat nog in de lucht als de alto’s en punkers zaterdag 11 mei de grote zaal van de Nobel betreden. Dön't Mïnd Thë Füzz, de succesvolle D.I.Y. concertreeks, verruilt dit keer de gebruikelijke kraaklocaties voor een poptempel. De sfeer is gemoedelijk als een jeugdhonk, de mode geen spat veranderd sinds ik op de middelbare zat in de vroege noughties, en de line-up van AstroNutz, Downtown District, Headfirst, Ācīd Rēflūx en Cloudsurfers zit vol invloeden van muziek die ik toen en nu beluister.

AstroNutz

Op naar de sterren en daar voorbij

AstroNutz is een band met een nobele missie: ter ere van een van hun eerste bandleden gaat hun aankomende albumrelease gepaard met een benefietconcert ten bate van de bestrijding van kanker. Uit tegenslag haalt de act echter kracht en energie, want ook al is de zaal nog niet zo vol, de frontman weet de mensen zo te mennen dat er toch flink gedanst wordt. Een koppel (of twee intens goede vrienden) domineert de dansvloer zo erg dat ze het podium opgetrokken worden en het kunstje daar zonder verlegenheid nog een keer herhalen. Hoe start je een crowdsurf met beperkte middelen? Roep gewoon zo vaak de luisteraars naar voren te komen tot er een cluster ontstaat dat groot genoeg is om een persoon te dragen.

Muzikaal is de band een all-rounder: af en toe een snufje reggae à la Doe Maar, soms wat harder werk dat doet denken aan Zebrahead zonder de rapper. Niets springt eruit, maar je springt nog steeds mee. Al met al is de lancering succesvol en zit de band in de lift, hierbinnen en daarbuiten.

Downtown District

Een set van podium naar po

Downtown District behoeft geen introductie: deze pilaar van de Leidse poppunk was al in 2018 winnaar van de Nobel Award en mocht afgelopen augustus openen voor Me First And The Gimme Gimmes. De meligheid is nooit verloren gegaan en de heren komen dan ook op onder begeleiding van de vrolijke tonen van Kat McSnatch’s ‘You Are A Cunt’. Vanaf het eerste nummer ‘Anti-Social Syndrome’ vliegen de ellebogen al door de lucht in het publiek, mede door een trouwe fan die bij elk opteden van de act steevast meekomt om een pit op te bouwen. Het geluid van de gozers is een beetje The Offspring, een beetje Sum 41, maar ook veel meer dan de som van deze delen.

Het leuke van dit soort concerten is dat het ook een beetje vreemde vogels kijken is. Een punker met een enorme kuif gaat onderuit in de pit en zijn kapsel staat zo stijf van de gel dat die waarachtig in model blijft. Een gothic meisje (kent iemand nog Nou En?) staat grimmig langs de kant mee te knikken, de meeste dans die ze zich kan permitteren zonder haar imago te verliezen. Een alto slingert zijn shirt uit om een imposant trainingsregime te tonen, een alto dame van klein postuur schiet als een kanonskogel door de mosh heen, maar de sfeer blijft plezant, zelfs tijdens een metalovergang. Wel wordt er nog iemand omver geglompt.

Een vleugje Blink 182 (denk ‘Fuck A Dog’) kan nooit ontbreken, en het summum van de set is het fraaie ‘Toilet Time’, dit keer met een Nederlands gezongen ode aan het ontlasten (bedank je schaamzenuw daarvoor). Koddig en knus.

Headfirst

Volwassen worden

Headfirst wordt vaak met Nirvana vergeleken en daar proberen ze een beetje mee te breken. Deze set zijn er een extra percussionist en toetsenist bij gekomen en bovendien vervangt organisator en frontman van Ācīd Rēflūx Rikkert (is er iets dat ie niet doet?) een bandlid dat nu door Azië aan het reizen is (de band stuurt hem een boodschap met het publiek om te laten zien wat hij mist). En wat doet dat met het geluid? Dat gaat van ongewassen naar gelikt, met harmonieuze samenzang en een Britser aandoende sound.

De meer humoristisch ingestelde nummers vormen een interessant contrast tussen de gespeelde ongemakkelijkheid van punkpop uit de SoCal scene en de onderkoelde stijfheid van het Verenigd Koninkrijk: waar in het eerste geval de protagonist van de liedjes vaak door eigen gedrag keihard op de bek gaat, gaat het in de Britse beleefdheid meer om de kaken stijf op elkaar houden terwijl de sociale omgeving in een circus verandert.

Ook doet het denken aan Sunday At Eight op steroïden, met een mildheid waardoor een paartje in de pit zelfs een wals inzet. ‘Over Your Shoulder’ is daarentegen weer een nummer dat in een stadium thuishoort, meeblèren alsof het Oasis is. Soms is het een zoektocht, waarbij ‘Don’t You Mind’ de verveelde nonchalance van Nirvana vervangt door een flierefluitende zorgeloosheid. Afsluiter ‘Ordinary Lover’ bereikt het perfecte middelpunt tussen de oude en nieuwe sound van de band. Je kan er echter u op zeggen dat ze nog niet klaar zijn met zichzelf vinden.

Ācīd Rēflūx

Bitterzoet en bijtend

Ācīd Rēflūx drukt de pauzeknop in voor onbepaalde tijd door werkdruk (niet zo vreemd gegeven dat frontman Rikkert ook de centrale spil is van Dön't Mïnd Thë Füzz). Alle knoppen gaan echter aan voor de voorlopige afscheidsshow, met exclusieve merch, een bijspringende gitarist (Rik van Medgar), een blazerssectie in pak en een heus achtergrondkoor. De gesnaaide setlist laat zien dat de show tot in de puntjes is uitgewerkt. Opener ‘Kiko’ begint misleidend kalm, maar krijgt daarna meer bite. ‘Happy Mind’ laat zien hoe de formatie hun muziek serieus neemt, maar zichzelf compleet niet.

Rikkert heeft een hoge kwaliteit als showman, en het gevaar dat de set instort onder haar eigen gimmicks is gelukkig vermeden. De backing vocals worden ietsje verdrongen in het overige geluid gedurende ‘Interstate Love Song’, maar de haren van de headbangers blijven wapperen. Publieksparticipatie varieert van luidkeels meezingen tot sarcastisch commentaar tussen de nummers door, naast natuurlijk het feit dat men gedurende het hele optreden botsautootje blijft spelen. ‘Testosterone’ springt er tussenuit, omdat precies op dat moment de mosh een injectie oestrogeen krijgt van dames wier beukende armen op strategische maaghoogte zitten. Hoe is dat voor je acid reflux?

Tijdens ‘Here In My Bedroom’ komen de letterlijke toeters en bellen tot hun recht (kopersectie en cowbell, respectievelijk), wat leidt tot dankbaar geskank onder de skaliefhebbers. Op een gegeven punt klimt er ook iemand in bananenkostuum op het podium, doet een afgetrainde danser radslagen in de rondte en is het overzicht een beetje kwijt. Bij afsluiter ‘Poopoo Peepee’ is het geheel weer in gareel. Het is een grijnzende genadeslag waarbij de blazerssectie en backing vocals samen een goede bijdrage mogen leveren. Het doet niet onder voor Less Than Jake, zowel qua uitstraling als muzikale kwaliteiten. Als ze na hun hiatus zichzelf opnieuw uitvinden, hoop ik vurig op een skapunk wedergeboorte.

Cloudsurfers

Al het goede komt in tweevoud

Cloudsurfers komt iets serieuzer over dan de voorgaande acts. Met een dubbele hoeveelheid drummers is het steevast ook de luidste act van de avond. Schreeuwende zang, scheurende gitaren, dit is nou een band die audiologen van de straat houdt. Naast bombarie kan het ook dreigend, met ronkend roffelend drumwerk en vlakke zang tijdens het nummer ‘Curse’. Er wordt nog een grapje gemaakt dat één van de bandleden de look van Eurovisie-inzending Joost deelt, en het is niet helemaal zeker of dat ter gelegenheid is of hoe hij er normaal ook uitziet.

De track ‘Hobo’ toont aan dat de act ook zoet en zen kan spelen, maar zoals te verwachten kan dat nooit lang duren en moet het publiek al snel springen alsof de grond een trampoline is. Er is weinig banter tussendoor, en zoals gebruikelijk voor een act met psychedelica-invloeden duren de nummers vrij lang (alhoewel ze niet zo aanvoelen). Het verbaast dan ook een beetje dat we pas halverwege de set zitten.

De drummers doen hun ding, maar deze werkpaarden raken door de mistmachine en het tegenlicht op de achtergrond verzeild. Alle hulde aan hen. Onder bezwerende vocals is er inmiddels een wall of death in het publiek ontstaan die meer op een cirkel lijkt, en nadat die geplakt is blijft het de rest van het optreden volledige anarchie. Molenwiekende lokken, kozak- en lijndansen, je kan het zo gek niet bedenken of het gebeurt. Hoogtepunt is het moment dat de toeschouwers achter elkaar op de grond gaan zitten en roeibewegingen maken alsof ze een fictief galei voortstuwen, waar het dan spelende ritme zich ook echt voor leent.

Wederom een heerlijke editie; punk is gelukkig nog niet uitgeroeid.