Iguana Death Cult en The Black Cult openen seizoen Faktum51

Double bill trakteert op energieke garagerock en geluidsgemopper

Tekst: Saskia Evers Foto's: Harold Zijp ,

Duistere namen tijdens de oktobereditie van Faktum51 in Café de Walrus: naast het Groningse The Black Cult staat ook Iguana Death Cult uit Rotterdam op het programma. Het kroegje in de Pelsterstraat is geen uitvalsbasis voor prekende sekteleiders en bizarre rituelen, maar garagerockliefhebbers zijn er vrijdagavond wel op hun plek. De bands, die vaker als double bill op het podium staan, leveren een dosis energieke garagerock en het nodige gemopper op de geluidsinstallatie.

Iguana Death Cult

Niet alleen heeft Iguana Death Cult vaker het podium met The Black Cult gedeeld, Groningen is de band zelf ook niet vreemd. Vorig jaar stonden de Rotterdammers in O'Ceallaigh vanwege de Popronde. In januari waren ze te zien op Noorderslag en in het voorprogramma van together PANGEA. Debuutsingle Sirens verscheen in 2015 op cassette bij Gertruida. Inmiddels werkt de band aan een debuutalbum, waarvan de eerste single begin november uitkomt.

"Ik ga ook nog bier halen. Begin maar vast met het intro", roept Iguana Death Cult-frontman Jeroen Reek. De hawaiibloes van gitarist Tobias Opschoor verraadt stiekem al wat de band voor het publiek in petto heeft. De Rotterdamse band zet een instrumentale surfrockmelodie in. Tijdens het optreden weet de band deze zomerse sfeer vast te houden, afgewisseld met stevige punkinvloeden en een incidenteel Arabisch riedeltje. Die afwisseling is meteen de kracht van Iguana Death Cult. Waar menig surfrockband weinig variatie in het repertoire weet aan te brengen, blijven deze heren verrassen.

Echter klinkt de zang niet altijd even zuiver. Het geluid tijdens het optreden is eveneens niet goed afgesteld, getuige de vraag of de microfoon iets harder mag. Ondanks de dansbare melodieën blijft het publiek wat tam, op een kortstondige moshpit na waarbij een hanglamp het zelfs moet ontgelden.

The Black Cult

Ook The Black Cult worstelt met de afstelling van het geluid en dat zorgt vooral voor herhaaldelijk humoristisch gemopper van de frontman. De volgens Douwe Doorduin "verwende jochies, die normaal op goed geïsoleerde podia spelen", stonden begin dit jaar op Eurosonic Noorderslag. Diezelfde maand verscheen het debuutalbum met daarop volgend een tour langs podia als Vera, Patronaat en Ekko.

Zodra de band inzet, vult De Walrus zich met een golf van catchy garagerock die het publiek in beweging brengt. Dat de vele optredens van de afgelopen jaren de band geen windeieren hebben gelegd, blijkt uit het strakke samenspel van de heren. Er vliegt een onuitputtelijke energie van het podium af, die ook hoorbaar is in de aanstekelijke gitaarriffs en veelal opgewekte melodieën. Vooral singles als Find A Way, I Don't Want It en All I Know liggen lekker in het gehoor. Op verzoek van Doorduin wordt er gedanst en opnieuw beukt een groep enthousiaste bezoekers op elkaar in.

Mede door de mankementen met het geluid verloopt het optreden echter niet vlekkeloos. Het zoveelste grapje over "het kutgeluid" is - net als de kutplaatgrappen op de avond van de albumpresentatie - uiteindelijk niet grappig meer. Gelukkig laat de band zich minder uit het veld slaan door een t-shirtgooier wiens kledingstuk op een gitaar en vervolgens een microfoonstandaard belandt. Wanneer de jongeman bij het ophalen ervan de toeschouwers een kortstondige blik op zijn blote billen gunt, geven de mannen van The Black Cult zelfs geen kik. Wellicht hebben ze het moment gemist.