PopNL is een nationaal platform voor belangenbehartiging, promotie en ontwikkeling van popmuzikanten en -organisaties en heeft een netwerk door heel Nederland. In Groningen is Groverpop verbonden aan PopNL. In januari presenteerde PopNL de handreiking Popbeleid Voor Gemeenten. Het doel van de handreiking is gemeenten te ondersteunen in het ontwikkelen van een popbeleid dat bij ze past. De typetest is opgezet om uit te zoeken wat voor type popbeleid een gemeente voert en welk beleid het beste zou passen bij de ambities van de gemeente. De uitslag heeft als doel de discussie over popbeleid op gang te helpen. 3Voor12Groningen legt de typetest voor aan OCSW-beleidsmedewerker Douwe Zeldenrust.
De test bestaat uit meerkeuzevragen met elk vier omschreven antwoorden. De verschillende beleidstypes variëren van gemeenten die popcultuur zien als een zelfregulerende markt en gemeenten die popcultuur deels mede mogelijk maken, tot gemeenten die popcultuur waarderen en gemeenten die onder de noemer popgemeente vallen.
1. Visie op de taak van de gemeente
“Natuurlijk, de lokale popsector wordt gedragen door de mensen zelf. Maar toch kan de gemeente de sector steunen door bij te dragen aan voorzieningen voor optredens, oefenruimtes en poporganisaties.”
2. De waarde van de popsector
“Als wij als gemeente sturing geven aan het popbeleid, levert dat de popsector nog wat extra's op. Dan vergroot je bijvoorbeeld het bereik van de voorzieningen en benut je de maatschappelijke en culturele waarde zoveel mogelijk.”
3. Eventuele knelpunten in de lokale popsector verklaren wij vooral uit:
“Externe ontwikkelingen, zoals vergrijzing, veranderend vrijetijdsgedrag van de jeugd, concurrentie met het commerciële uitgaanscircuit, economische teruggang en strengere regelgeving.”
4. Beleidsformulering
“Er is een nota Popbeleid of een cultuurnota met popparagraaf, en dat beleid voeren wij ook uit. Eens in de drie tot zes jaar wordt bezien of de nota moet worden bijgesteld.”
5. Inzet van instrumenten
Gemeenten kunnen verschillende instrumenten inzetten ter ondersteuning van de lokale popsector. Hoeveel van onderstaande instrumenten zet uw gemeente in?
1. het verstrekken van informatie aan en het bevorderen van de deskundigheid in de popsector;
2. facilitaire ondersteuning (o.a. beschikbaar stellen van accommodatie en ruimte);
3. personele ondersteuning op organisatorisch, administratief of inhoudelijk terrein;
4. ruimhartige medewerking aan popfestivals;
5. het beschikbaar stellen van een 'vast' festivalterrein;
6. structurele subsidie aan één of meer poppodia, bijvoorbeeld in de vorm van budget-, programmerings- of exploitatiesubsidie;
7. het monitoren van de lokale popinfrastructuur (bands en dj's, podia, oefenruimtes en poporganisaties);
8. stimuleringssubsidies voor de popsector, bijvoorbeeld gericht op experiment, educatie of professionalisering;
9. aandacht voor de popsector in publiciteit en voorlichting van de gemeente;
10. overleg met vertegenwoordigers uit de lokale popsector, zoals de poporganisaties;
11. het enkele keren per jaar verlenen van ontheffing voor versterkte optredens in cafés.
Volgens Zeldenrust zet de gemeente Groningen vier tot zeven van deze instrumenten in.
6. Hoe ziet de lokale popsector er in 2010 naar uw idee idealiter uit?
“De lokale popsector levert dan een belangrijke bijdrage aan maatschappelijke en culturele doelen die de sector met de gemeente vaststelt.”
7. Gemeentelijk popbeleid …
“Behoeft specifieke aandacht en moet daarnaast ook een onderwerp zijn dat leeft binnen andere beleidsterreinen, zoals jeugd en onderwijs.”
8. Zicht krijgen op de lokale popsector door middel van een enquête, inventarisatie van muzikanten en dj's, en het monitoren van popvoorzieningen in de gemeente, is…
“Zinvol; daardoor wordt duidelijk waar kansen liggen voor bijvoorbeeld jeugdprojecten, kunstzinnige vorming en culturele projecten.”
9. De beïnvloedbaarheid van de lokale popsector door de gemeente is…
“Beperkt; je kunt ideeën aanreiken en stimuleren, maar het is uiteindelijk aan de professionals en vrijwilligers in de sector zelf om te bepalen wat ze ermee doen.”
10. De meest levendige popcultuur ontstaat…
“Als er voldoende structurele ondersteuning is.”
Uit de test bleek dat de gemeente Groningen volgens beleidsmedewerker Zeldenrust een type 4 gemeente is. Dat is een zogenaamde popgemeente die dit label ook wil uitdragen, aldus de typetest. Aangezien de gemeente veel belang hecht aan de kwaliteit van de lokale popsector, wil een popgemeente de popinfrastructuur fysiek en sociaal versterken. Daarvoor is het alleen faciliteren en stimuleren van popcultuur niet voldoende. De gemeente dient daartoe een sturende rol te spelen. Het popbeleid zou specifiek omschreven moeten zijn en duidelijke doelen moeten hebben. Particulier initiatief zou gestimuleerd moeten worden. Een goed contact met de popsector, de professionals en vrijwilligers is daarbij heel belangrijk.
Zeldenrust: “Ik zie niks in een apart popbeleid. De gemeente Groningen neemt popbeleid mee als onderdeel van de cultuurnota. We hebben toch ook geen apart museumbeleid? Daarmee kun je het natuurlijk oneens zijn. Een inventarisatie van onderdelen van popcultuur, zoals bij de oefenruimtes gebeurd is, zou wel nuttig zijn. Het zou een verantwoordelijkheid van de overheid moeten zijn dat bandjes kunnen optreden. Met de dalende cd-verkoop moeten bandjes het tegenwoordig wel van optredens hebben. De resultaten van de test zou je moeten zien als een signaal. Ik denk dat gemeentes die nog niets aan popbeleid doen meer aan de typetest zouden hebben. In vergelijking met andere steden scoort Groningen hoog op het gebied van popbeleid. Als je in een bandje zit, heb je het met Groningen wel getroffen.”
Wat voor type popbeleid heeft de gemeente Groningen?
Beeld popbeleid gemeente Groningen geschetst
In het derde en laatste stuk over popcultuur en de gemeente Groningen aandacht voor het beeld dat de gemeente schetst van haar beleid op popcultuur. Hiertoe is beleidsmedewerker Douwe Zeldenrust van de dienst Onderwijs, Cultuur, Sport en Welzijn (OCSW) gevraagd de typetest voor popbeleid van platform PopNL in te vullen.