Een singer/songwriter die graag op een eiland zit, noemt Daan van Beijeren zichzelf. Onder de naam Tolls portretteert hij in Nederlandse zang een perfecte kwetsbare ode aan de metaforische eilandjes waar je je als eenling zo nu en dan op kan bevinden, geïllustreerd door geraffineerd piano- en gitaarspel van eigen hand. Zijn heerlijk rustgevende voorkomen en fragiele bewegingen, maken dat je hem in een doosje wilt stoppen en op je nachtkast wil zetten, om hem van het deksel te ontdoen wanneer je behoefte hebt aan een bemoedigend lichtpuntje in het donker. Hartroerend vanaf de allereerste snarenpluk, trakteert Tolls ons niet zomaar gewoon op zijn oeuvre, maar laat hij je werkelijk elk woord beleven.
De felle spots in Neushoorn werpen nog een deken van overbelicht ongemak over de zaal, als achterin onverwacht het aangename getokkel van een ukelele klinkt. De tijddodende achtergrondriedeltjes worden weggedraaid en een geruisloos zwijgen valt. Zij die het niet doorhebben kijken verward om zich heen en vragen zich af of de mannen van techniek per ongeluk op het mengpaneel leunen, en degenen die dorstten naar een versnapering, keren nieuwsgierig terug uit het café. Ineens wordt duidelijk waarom de gebruikelijke ingang van het muziekvertrek bij binnenkomst was gesloten en zacht zingend loopt Marinus de Goederen, onder zijn treffend gekozen alter ego a balladeer, van achteruit de zaal tussen de stoelen door naar het podium. Als soort van persoonlijke kennismaking met het publiek, houdt hij onversterkt en akoestisch stil voor zijn toehoorders en maakt hij zijn openingsnummer af. Waar menig muzikant soms toevlucht zoekt in het staren naar een onzichtbaar punt aan een onzichtbare horizon, zoekt deze chansonnier je op voor oogcontact, waarvan het kippenvel je nog lang achter de nek en tintelt.