Vanuit zijn kantoor op de achtste verdieping van het stadhuis kijken we zo in de bouwput die uiteindelijk het OCC moet worden. Joris Wijsmuller laat zien waar het podium komt, waar de ingang komt, en waar de grote concertzaal is. “Komende vrijdag tekenen we een convenant met het Paard over de popconcerten die we daar gaan organiseren.” De afgelopen vier jaar was Wijsmuller wethouder stadsontwikkeling, wonen, duurzaamheid en cultuur, maar nu spreken we hem als lijsttrekker van de Haagse Stadspartij over de plannen die zijn partij heeft voor de Haagse popmuziek.

Al bij de eerste vraag blijken de rollen niet makkelijk te scheiden. “Wat we in de afgelopen vier jaar hebben bereikt, kan ik natuurlijk niet los zien van wat ik als wethouder heb gedaan.” Wijsmuller barst los.”We hebben gezorgd dat we na een enorme kaalslag in het kunst- en cultuurbudget, er is onder de vorige wethouder meer dan 20% bezuinigd, weer een klein beetje konden investeren. Daarmee kon je nog niet alle schade repareren, maar hadden we wel weer wat meer ruimte voor de broodnodige dynamiek.”

Volgens Wijsmuller is die ruimte te danken aan één partij. “Het extra geld voor kunst en cultuur is echt een verdienste van de Stadspartij. Ik heb met vier partijen onderhandeld waarvan VVD en CDA nog meer wilden bezuinigen op het cultuurbudget. De PvdA en D66 wilden het zo laten. Alleen de Stadspartij wilde meer geld voor kunst en cultuur. Dat is twee miljoen structureel geworden.” Die twee miljoen is een mooi resultaat, maar voor de Stadspartij nog niet genoeg. “Wij willen terug naar het niveau van 2013, dus er moet tien miljoen per jaar bij.”

"Wij willen terug naar het niveau van 2013, dus er moet tien miljoen per jaar bij."

Kunstenplan
Een belangrijk resultaat van de afgelopen vier jaar is het Kunstenplan, het document waarin staat waar de prioriteiten liggen en hoe het kunst- en cultuurbudget besteed wordt. “Het extra geld zorgde er voor dat ook nieuwe instellingen een kans kregen. Zo zitten Rewire, de Pip en de ProJazz voor het eerst goed in het Kunstenplan. En het Musicon, dat er na de vorige periode van bezuinigingen tussenuit dreigde te vallen, zit er nu weer in.”

Naast een Kunstenplan heeft Den Haag als enige stad in Nederland een Popnota, gemaakt in samenspraak met de popscene, waarin specifiek het muziekbeleid wordt uitgestippeld. “We hebben in combinatie met economie een onderzoek laten doen om de economische betekenis van de pop zichtbaar te maken. Ook weten we dat Den Haag als studentenstad verjongt en dat we veel talenten in de stad hebben die nog te weinig de kans krijgen om zich te ontplooien, met name in andere muziekstromingen dan gitaarmuziek. Dus als je een popstad wil zijn, dan moet je daar meer geld voor vrijmaken. Dan is een investering in cultuur echt van toegevoegde waarde.”

Als laatste concrete maatregel van de afgelopen vier jaar (we moeten het tenslotte ook nog over de toekomst hebben) noemt Wijsmuller de broedplaatsen. “Het is niet zo dat iedere broedplaats iets betekent voor pop, maar de broedplaatsen bieden mogelijkheden, ruimte en ook podia voor subculturen. De Besturing is een voorbeeld van een plek waar dingen gebeuren die ook relevant zijn voor de popscene.” Al met al: een hoop resultaten. “Als wij niet in het college hadden gezeten, was het niet zo gegaan.”

Joris Wijsmuller

Middenpodium
Met het verdwijnen van de Supermarkt verdween volgens velen een belangrijk podium. Tot op heden is er nog geen vervanging gevonden. Wat vindt de Haagse Stadspartij daarvan? “Door het gat van de Supermarkt is er in de infrastructuur van de pop iets verdwenen. De Supermarkt was aan de ene kant heel goed voor Haagse bands die net een stapje verder zetten, maar ook voor de kruisbestuiving als er bands van elders speelden. Dat mist Den Haag nu, dus daar zijn we naar op zoek. De Haagse Stadspartij vindt dat nodig.”

De vraag is dan: welke rol speelt de politiek hierin? “Wat vooral belangrijk is, en daarom is Supermarkt weggegaan, is dat die vierkante meterprijs veel te hoog is om een poppodium te kunnen exploiteren. Het belang van een poppodium is evident voor de infrastructuur en talentontwikkeling in deze stad, maar dan moet het niet zo zijn dat het afhankelijk is van hoge opbrengsten. Ik zie dus wel een rol voor de gemeente om te helpen met de randvoorwaarden, maar ook in het onderzoeken van de mogelijkheden om te kijken of het toch ergens een plek kan krijgen. Dat staat ook in de Popnota.”

Gelukkig zijn er ook podia bijgekomen. “Een van die broedplaatsen die we hebben gerealiseerd is de Grey Space. Die kelder die daar is ontstaan, is een klein podium. Wat ook een vrucht van de HSP is, is Bleyenberg en dan met name het Magazijn. Dat is voor de techno en electro een belangrijke plek geworden. Dus er zijn gelukkig wel wat dingen bijgekomen.”

Dance, urban, wereld
Den Haag rockstad. Daar kan een liefhebber van ‘takkeherrie’ als Joris Wijsmuller zich wel in vinden. Maar is er in Den Haag genoeg aandacht voor andere stromingen zoals urban en wereldmuziek? “Nee. Het is er wel in Den Haag, maar nog te weinig zichtbaar. Ik weet zeker dat in een stad met meer dan een half miljoen inwoners waar alle nationaliteiten van de wereld rondlopen een hoop talent zit. We hebben een prachtige traditie. Den Haag is de bakermat van de indorock en later van de beat, maar Den Haag is ook een stad zonder muren waar de wereld samenkomt. Dat mag je ook in andere stromingen terugzien.”

“Ik zie dat er in Rotterdam met urban veel meer gebeurt dan in Den Haag. Dat gun ik Rotterdam van harte, maar ik gun het de inwoners van Den Haag ook.” Mede hierom is er in de Popnota bijvoorbeeld ruimte voor urban ingeruimd. “We hebben nu het Guap, een urban platform. Daarmee hoop ik dat we het een plek kunnen geven. Urban moet niet alleen maar een afzonderlijke niche zijn of een keer een apart podium bij een festival. Het moet gewoon een vaste plek krijgen op de podia en in de stad.”

"We hebben een prachtige traditie. Den Haag is de bakermat van de indorock en later van de beat, maar Den Haag is ook een stad zonder muren waar de wereld samenkomt."

Geluidsoverlast
Veel mensen maken zich zorgen over hoe bruisend Den Haag is, vooral nu er streng gehandhaafd lijkt te worden op geluidsoverlast. “Wij hebben diezelfde zorg. Het lijkt een soort glazen plafond te zijn van Den Haag als popstad en dat kan niet waar zijn. In Den Haag zitten zo’n 30.000 studenten. Die jongere doelgroep heeft behoefte aan leven en bruisende activiteiten en talenten hebben behoefte aan podia, ook kleine, dus dan moeten we niet met allemaal rigide regeltjes komen. Het excuus is altijd dat het landelijke normen zijn. Dat is ook zo, maar dat neemt niet weg dat wij de plicht hebben om, als wij die dynamische stad willen zijn, daar meer ruimte voor te creëren. Het is heel simpel: waar een wil is, is een weg.”

Popopleiding
Een andere vraag die nog wel eens de revue passeert is of een muziekstad als Den Haag geen popopleiding zou moeten hebben. Wijsmuller is daar niet van overtuigd. “We hebben een Koninklijk Conservatorium dat op het gebied van jazz en sonologie, en daarmee de experimentele muziek, talenten opleidt. Daar kan Den Haag de vruchten van plukken. Sterker nog, Den Haag heeft nog steeds het imago van een jazzstad, ook al hebben we al enkele decennia geen North Sea Jazz meer, en dat heeft heel veel te maken met het conservatorium. Om daar nu een aparte popacademie naast te zetten is volgens mij niet wat Den Haag nodig heeft.”

Talentontwikkeling kan volgens Wijsmuller ook op andere manieren. “Een goed middenpodium erbij, actief op zoek naar andere stromingen en dan met name de urban en wereldmuziek en misschien ook wat meer aan jazzbeleid doen, maar ik denk niet dat wij onze pijlen moet richten op een popacademie. Ik vind het een goedkope gedachte die geen toegevoegde waarde heeft op wat Den Haag en Nederland al hebben op dat gebied.”

Starre regels
Een laatste overpeinzing. Wat zou Joris Wijsmuller doen als hij nog iets aan het popbeleid kon veranderen? “Dan heeft het toch te maken met die starre regels. Regels zijn goed als ze duidelijk zijn en het is ook goed dat we grenzen aan dingen stellen want we hebben met veel verschillende belangen te maken in de stad, maar je kan ze ook heel erg als een beperking benaderen. De Haagse Stadspartij wil zoeken naar de mogelijkheden. Dat betekent ook dat we soms, en dat is vaak een kwestie van bestuurlijke wil, een regel moeten aanpassen, zeker bij beperkende geluidsnormen.”