Meydan, de nieuwe plaat van Meral Polat, staat midden in het nu: tussen pijn en protest klinkt er ook hoop en gemeenschap. ‘Sterk meisje, jij bent vrij. Wij staan achter je’, zingen tientallen vrouwen in koor. Een album dat laat horen dat protestmuziek niet cynisch hoeft te zijn, maar juist verbinding kan zoeken – met een kamer vol vrouwen, met de stem van haar vader, met eeuwenoude liederen en hedendaagse grooves.

Meral Polat heeft nauwelijks tijd om stil te staan bij haar nieuwe plaat. Ze duikt meteen alweer de montage in voor een muziektheatersolo bij Orkater. Gitarist en belangrijkste muzikale partner Chris Doyle vliegt de dag na de releaseshow in de Tolhuistuin naar New York om met Touki Delphine te touren. En toch is Meydan precies dat: stilstaan. Niet verstarren, wel verzamelen. Een zeepkist midden op het plein, een stem die groter wordt naarmate er meer mensen omheen komen staan. ‘Kom naar het plein,’ zingt ze in het openingsnummer. Het is een uitnodiging en een wake-up call.

Meral Polat en Chris Doyle hebben eerder met elkaar gewerkt, aan debuutalbum Ez Ki Me uit 2022, een album vol Anatolische folk en rock. Ez Ki Me betekent ‘wie ben ik?’, een lekkere existentiële basisvraag. Deze nieuwe plaat is niet het antwoord op die vraag, maar eerder het vervolg. Het stelt de volgende vragen: wie zijn wij? Hoe verhouden we ons tot elkaar, tot vrouwelijkheid, tot vrijheid? Hoe leef je met machteloosheid, en hoe vind je toch verbinding?

 

Sterk meisje

Dat hoor je bijvoorbeeld terug op ‘Çenek’, een van de kernliedjes op het album, dat welhaast geschreven lijkt op de gitzwarte gebeurtenis van afgelopen zomer, toen het zeventienjarige meisje Lisa uit Abcoude in de nacht vermoord werd door een wildvreemde. Meral: ‘Dat heeft ons land terecht door elkaar geschud, en de discussie naar een groter vlak getrokken. Wat ik mooi vind, is dat mannen zich nu net zo verantwoordelijk voelen. Dit gaat niet alleen over vrouwen of vrouwenrechten die vrouwen zelf moeten oplossen, dit gaat ons allemaal aan, als gemeenschap. Nieuw is het helaas niet. Voor mij is dat vertrouwd terrein: ik maak al mijn hele leven werk over vrouwen, over moeders, over generaties, over feminiene omgevingen.’

‘Çenek’ gaat over de vrije keuze die vrouwen moeten hebben. Wil je in bomen klimmen of worstelen met de jongens? Doe het! Wil je een minirokje dragen of juist je haar bedekken? Het is aan jou. Blijf je maagd, geef je je lichaam aan het verlangen? Het bijzondere is dat het liedje ingekleed wordt door een hele groep vrouwenstemmen. Het moet een bijzondere dag geweest zijn, want wat je hoort is geen standaard koortje van sessiezangeressen. ‘We wilden niet vier stemmen twaalf keer overdubben, maar echt een kamer vol vrouwen. Mijn moeder, mijn tante, vriendinnen, schrijvers, de jongste drie, de oudste vijfenzeventig. Iedereen sprak mee in een zin die we als mantra op de muur hadden geschreven. “Keça bi hêz (xurt), tu azad î. Pişta me heye. keçika biçûk.” Fonetisch uitgeschreven, zodat ook wie het Koerdisch niet spreekt, mee kon doen.’ 

Die zin, zegt ze, was de reden dat ze samenkwamen: “Sterk meisje, jij bent vrij. Wij staan achter je.” Dat is een bezwering, vastgelegd voor altijd. In die studio hebben we die woorden niet gezongen, maar uitgespuugd. Alsof je alle lucht, alle woede, alle kracht in één keer de microfoon in duwt. Dat moest.’ Doyle herinnert zich de energie van het moment: ‘Het werd geen opnametechnisch trucje, maar een gebeurtenis. Je hoorde vrouwen die een plek zochten om dit gevoel te uiten. Het was niet netjes, niet mooi. Juist dat maakte het groot.’

 

Hangen in de tijd

De vrijheid die vrouwen zich volgens Polat mogen permitteren, is ook de vrijheid die de muzikanten zichzelf hebben gegund. In Meydan hoor je niet alleen Anatolische psychedelische popmuziek, maar ook Malinese desert blues en Nigeriaanse afrobeat ritmes, en zo nog meer flarden van overal en nergens. Dat maakt het album enorm rijk en ongrijpbaar. Doyle: ‘Ik heb jaren in afrobeatbands gespeeld. Dat ritmegevoel neem ik automatisch mee.’ Polat: ‘Het gaat ons niet om genres afvinken. Het begint bij nieuwsgierigheid naar mensen. Daarom vroegen we Ibelisse Guardia Ferragutti (geboren Boliviaanse, red.), daarom werkten we in Istanbul met Murat Ertel van BaBa ZuLa. Het gaat om het verhaal dat je samen wilt vertellen, en de klank die daar bij hoort.’

Ongrijpbaar is ook het derde nummer ‘Can’, dat langzaam begint en voelt alsof het vervolgens vertraagt, terwijl het toch echt strak op een klik is ingespeeld. Chris: ‘In één take met z’n drieën. Het is een illusie: de groove wordt dieper, psychedelischer, de bas schuift erin. Daardoor ga je als luisteraar hangen in de tijd.’

 

Moederschap zonder kinderen

In stilte aanwezig is de stem van Meral Polat’s vader, die als een rode draad door haar werk blijft klinken, ook vijf jaar na zijn overlijden. Het is de tekst die ze gebruikte voor het nummer ‘Çocuklar’, 'kinderen'. Een opmerkelijk woord uit Meral Polat's mond, want ze heeft er zelf geen. Maar ze er ook niet bang voor. Zo maakte ze onlangs voor Orkater een solovoorstelling over moederschap, met een tekst van Sarah Sluimer, ‘En Ze Maakte Een Kind’.

Polat: ‘Die voorstelling was voor mij een manier om te onderzoeken: wil ik dit eigenlijk wel, of denk ik dat ik het wil omdat het zo hoort? Komt dat verlangen uit mezelf, of is het aangeleerd, uit angst misschien? Tijdens dat proces kreeg ik daar een antwoord op: ik ga geen kinderen krijgen. En dat is helemaal goed. Het is mijn keuze. Wat ik bijzonder vond, is hoeveel gesprekken het losmaakt. Er is enorm veel verlangen en druk rondom dit onderwerp, maar er wordt zo weinig echt over gesproken, zeker niet vanuit een vrouwelijk perspectief. Ik wilde dat heel centraal zetten, net zoals je de dood ook theatraal en groots kunt verbeelden.’

Dat perspectief is nu juist weer verwarrend, want de woorden in ‘Çocuklar’ komen dus van haar vader. ‘Op de eerste plaat stonden vooral zijn gedichten. Hier staat nog één tekst van hem, en die is letterlijk aan kinderen gericht. “Als ik een schoot vol liefdes had, zou ik de tranen uit jullie ogen vegen.” Hij schrijft over praten, knuffelen, in vrede samenleven. En in het laatste couplet zegt hij: houd je hoofd omhoog, blijf hoop houden. Hoop is iets heel belangrijks. Blijf geloven dat vrede mogelijk is, blijf schouder aan schouder lopen, dan loop ik achter jullie aan.’

Voor Polat is die tekst meer dan een vaderlijke raad. ‘Mijn vader schreef dat vanuit een gebroken plek. Als kind werd hij bijna dagelijks geslagen omdat hij Koerdisch was. Hij is naar Nederland gekomen, heeft zichzelf opgebouwd, maar dat trauma zat er altijd. Dus als hij schrijft: ik wou dat ik een schoot vol liefdes had, zegt hij eigenlijk: ik heb niet genoeg, maar dit is wat ik je kan geven. Het is een machteloosheid die we nu allemaal herkennen. Je ziet oorlog en geweld, je kan er weinig aan doen. En toch blijft er die hoop, die oproep om rechtop te blijven staan en samen verder te gaan.’

Eeuwenoud lied

Opvallend is dat Meydan, een album dat zo nadrukkelijk over het nu spreekt, ook een eeuwenoud volkslied bevat: ‘Ötme Bülbül Ötme’ van de 16e-eeuwse dichter en troubadour Pir Sultan Abdal, een nummer dat van generatie op generatie wordt doorgegeven. Wat doet zo’n lied op een plaat die zo actueel wil zijn? Polat: ‘Pir Sultan Abdal was een dichter die zijn waarheid uitsprak. In dat lied beschrijft hij zijn pijn in metaforen, en in het laatste couplet zegt hij: ze hebben me opgehangen omdat ik de waarheid sprak. Dat is uiteindelijk ook gebeurd. Heel veel Anatolische zangers hebben in de jaren zestig, zeventig, tachtig in de gevangenis gezeten om hun teksten. Het laat zien dat deze strijd niet nieuw is. Het is een bedding van honderden jaren waaruit wij nu nog steeds putten.’

Ze benadrukt dat waarheid in deze context meer betekent dan feiten: ‘Het gaat om de kern, de ziel. Er is een waarheid dat we geboren worden en dat we doodgaan. Waar we vandaan komen en waar we heen gaan weten we niet. Dáár gaat het over. En dat maakt het tijdloos: of het nu de 16e eeuw is of 2025, de kern van die boodschap blijft hetzelfde.’

 

Vertrouwen in de mens

De Anatolische zangers uit de jaren zeventig en tachtig hebben de laatste jaren een compleet nieuw publiek gevonden, in de vorm van Westerse crate diggers. De Amsterdamse band Altin Gün ging ook met hun repertoire aan de haal. Precies zo werden de Turkse artiesten op hun beurt destijds geïnspireerd door Engelse en Amerikaanse muziek. Maar waar in het Westen de psychedelische muziek gevoed werd door geestverruimende middelen als lsd, gingen bij grote Turkse sterren als Erkin Koray, Selda Bağcan en Barış Manço spiritualiteit en rebellie samen. ‘Maar iemand als Barış Manço was wel een uitgesproken podiumpersoonlijkheid’, zegt Meral Polat. ‘Hij had allemaal eigen kostuums bedacht, heel space. Qua esthetiek zie je dat hij beïnvloed was door de hippiecultuur, al die LSD-beelden.’ 

Die Anatolische helden van de jaren zeventig en tachtig waren rebellen die hun muziek gebruikten als wapen, maar ook als troost en gemeenschap. Precies dat hoor je terug in Meydan: een plaat die weigert cynisch te worden, hoe donker de onderwerpen ook zijn. Doyle: ‘Wat ik bijzonder vind aan Meral is haar vertrouwen in de mens. Voor mij voelt dat soms ver weg, maar zij stapt gewoon op mensen af, maakt contact, wil hun verhalen horen. Dat inspireert me enorm. Zij is the real deal, en dat geeft me hoop.’

Polat glimlacht: ‘Dat komt ook doordat ik uit een omgeving kom waar mensen echt tot elkaar veroordeeld waren. Ik ben zelf hier geboren, maar mijn ouders leefden nog in een dorpje in de bergen, twintig huizen bij elkaar. Je deelde brood, water, gebed. Je moest je wel tot elkaar verhouden. Voor mij is het heel vanzelfsprekend om contact te maken met de mensen om je heen.’ En ze keert de blik naar Doyle: ‘Chris is een van de mooiste mensen die ik ken. Hij kan somber zijn, ja, maar juist daardoor geeft hij me vertrouwen in de mensheid. Het is die uitwisseling die ons samenhoudt, in de muziek en daarbuiten.’