Er zijn wel eens mensen die minder te bespreken hebben dan John Maus. Ja, hij heeft een nieuw album, maar er was ook nog dat rare verhaal van zijn aanwezigheid bij de Capitol Hill bestorming, zijn broer overleed op tour, en hij wendde zich tot de Heer om zijn huwelijk en zijn leven te redden.

Hij was het. Het was hem echt, daar op Capitol Hill, 6 januari 2021. John Maus, cultzanger, performance kunstenaar. Hij liep tussen het Trump-schorem in Washington DC op de dag dat Biden geïnstalleerd werd als president van de Verenigde Staten. Binnen in het Witte Huis is hij niet gespot, niet met zijn voeten op het bureau van Pelosi, maar buiten, tussen de menigte die oprukte naar het centrum van de macht, wel degelijk. John Maus ontkent het ook niet, zegt hij in het Volkshotel in Amsterdam op een heldere zomerdag vier jaar later. Maar een Trump-supporter is hij niet. Niet zoals zijn vriend Ariel Pink, die zijn label en boeker kwijt is, geen show geboekt krijgt, en zelfs uit restaurants gekickt wordt als hij herkend wordt. ‘Ik postte die dag een quote van paus Pius XI’, vertelt Maus nu. ‘Het was iets als: “Wie een afgod maakt van natie, bloed of bodem, staat haaks op het ware goede”.’

Het was duidelijk niet helder genoeg, weet John Maus nu, maar dit is hoe hij praat, ook in interviews. Hij citeert filosofen, schrijvers en andere wijzen. John Maus is overduidelijk een hyperintelligent man, maar ook een enorme kerel die opvallend hard praat. Sympathiek maar ook intens. Wat deed hij daar dan, midden in de couppoging van 6 januari? ‘Ik was er met mijn vrouw en met de filmmaker Alex Moyer’, legt Maus uit. ‘Ik had eerder muziek gemaakt voor een van haar films, en nu was ze bezig Alex Jones te filmen, je weet wel, die complotman. Ze had ook een documentaire over incels gemaakt, dus ze richt zich vaker op buitenstaanders en rechts-gecodeerde subculturen. Sinds die dag krijg ik, elke keer als ik iets online zet, tien reacties van mensen die roepen: fuck you.’

John Maus mag dan een merkwaardige kerel zijn en zijn vriend Ariel Pink een zelfverklaard Trump-aanhanger, zelf zit hij juist aan de totaal andere kant, zegt hij. ‘Ik heb mezelf altijd als radicaal-links gezien,’ verklaart hij met nadruk. ‘Ik las Marx, en later die ultra-linkse denkers die zeggen dat liberale instituties niet te redden zijn. Verkiezingen zijn een ritueel dat je alleen maar klein houdt, good cop versus bad cop. Als ik ergens schuldig aan ben, dan is het aan dat soort ideeën.’ Hij beseft dat zulke teksten soms gevaarlijk dicht bij de woorden van zijn tegenstanders komen. ‘Dat is het hoefijzer effect,' legt hij uit. ‘Je klinkt ineens alsof je hetzelfde zegt als reactionairen. Maar ik kom uit een heel andere hoek: punk, cop killer, de marxistische kritiek op macht. Dat is mijn kompas.’

Dan zwakt hij even af, kijkt naar de vloer, en zegt: ‘Voor mij is het uiteindelijk hetzelfde als in muziek: weigeren je neer te leggen bij de leugen van de wereld.’

 

Outsider karaoke

Je zou John Maus kunnen omschrijven als een outsider muzikant. Hij verscheen voor het eerst op het toneel met het album We Must Become The Pitiless Censors Of Ourselves uit 2011, een titel die hij ontleende aan de Chileense dichter Roberto Bolaño. Het is een betoog voor radicale eerlijkheid en zelfkritiek in de kunst, verpakt in 80s darkwave liedjes. Zijn optredens uit die tijd waren ronduit bizar. Zo trad hij op Le Guess Who? in EKKO op met twee wapens: een discman en een flesje water. Op de discman zette hij een van zijn eigen tracks op, die hij dan super uitbundig meezong. Tussen de liedjes door besprenkelde hij zijn lichaam - en vooral zijn oksels - met water uit het flesje, waardoor hij binnen een kwartier totaal buiten adem en nat van het zweet oogde. 

Na die eerste jaren speelde hij een tijdje met een band, met daarin onder meer zijn jongere broer Joe. ‘Ik dacht dat het misschien leuker zou zijn voor het publiek. Ik heb met mensen gesproken die beide shows hebben gezien: sommigen vonden de band beter, maar anderen hielden juist meer van die performance-art karaoke. Als je het met band doet, wordt het allemaal wat conventioneler. Solo is het veel directer, ongebruikelijker. Het roept vragen op en het jaagt dingen meer tegen de haren in.’ 

‘Joe was acht jaar jonger dan ik. Ik heb nog een broer en een zus, maar hij was altijd mijn kleine broertje. In ons gezin was hij degene die het meest “volgens het boekje” leefde. Mijn vader was letselschade-advocaat, mijn andere broer werd schrijver, ik muzikant, maar Joe werkte in de verzekeringen. Hij maakte onze ouders trots door het goed te doen, stabiel en evenwichtig. Hij zei wel eens: ik ben Aljosja, jij bent Ivan, uit De Gebroeders Karamazov. Daar had hij misschien gelijk in. Op een gegeven moment stapte hij toch in de band. Hij zegde zijn baan in de verzekeringen op en had er plezier in. Hij genoot echt, het was een geweldige tijd. Ikzelf zat toen al in de knoop, dus ik was niet altijd even leuk om mee op tour te zijn, maar hij vond het fantastisch.’

Maar toen sloeg het noodlot toe: Joe overleed midden tijdens de tour. Zomaar, uit het niets. ‘We werden wakker en ik vond hem. Het was behoorlijk traumatisch. We zijn naar huis gegaan, de begrafenis gedaan, en een paar maanden later stond ik alweer alleen op het podium. Ik had geen geld en moest door. Het voelde robotisch, gewoon de volgende stap zetten. Maar het betekende ook het einde van de band. Het waren moeilijke jaren: 2017, 2018, 2019. Mijn broer overleed, daarna kwam COVID, mijn huwelijk liep slecht, mijn oom stierf. Het was allemaal een waas, een grote puinhoop.’

Pharma chaos

Daar kwam bij dat Maus problemen had met drugsgebruik. Al klinkt het een stuk mooier zoals hij het zelf zegt: ‘Ik had geklooid in het belang van de muziek, je weet wel: de “derangement of the senses”, op zoek naar grenservaringen. Misschien zou ik daar ideeën door vinden, dacht ik, want in de rock ’n roll hoort dat er toch bij. Maar uiteindelijk beland je in wat ik noem een snotcocon: je ziet gezichtjes in de stopcontacten aan de muur of de cirkels in het strucwerk. Het is gewoon waanzin. En dan komt de vraag: al die artiesten die zeggen dat ze inspiratie haalden uit zulke grenservaringen… was dat echt dankzij die ervaringen, of ondanks? Voor mij geldt: het was ondanks. Het is toverij, pharma chaos.’

Merkwaardig genoeg redde John Maus zijn huwelijk en misschien wel zijn leven door zich tot God te wenden. ‘Merkwaardig’ omdat hij zich altijd richtte tot de filosofie om de wereld en het leven te verklaren. ‘Ik was katholiek gedoopt als kind, maar als tiener vond ik het allemaal belachelijk. Je kent het wel, de Reddit-praatjes van dertienjarigen: “Sky Daddy”, sprookjes, een comfortabele fabel om in te geloven. Zo dacht ik er toen over. Maar later, toen ik filosofie ging studeren, bleef dat beeld telkens terugkomen. Zelfs bij de Duitse idealisten. Hegel bijvoorbeeld zag in het kruisbeeld een afbeelding van de absolute waarheid, Nietzsche ging er juist tegenin. Ik las ook Simone Weil, Jean-Luc Nancy, Jean-Luc Marion, en via Walter Benjamin dat idee van de messiaanse tijd. Toen begon ik te beseffen: misschien is het toch ingewikkelder dan mijn veertienjarige ik dacht.’

Op Later Than You Think bezingt John Maus niet God, maar juist de Antichrist. Let wel: ‘I Hate The Antichrist’. Het klinkt groots, maar voor hem is het ook alledaags. ‘Het is een reactie op alles,’ zegt hij. ‘Als ik met vrienden een nieuwsartikel zie over een tv-show waarin mensen kunnen strijden om Amerikaans staatsburger te worden, dan zeggen we: I hate Antichrist. Of als iemand in de groepsapp klaagt dat hij met zijn loon van 32.000 dollar nauwelijks zijn zorgpremie kan betalen, dan zeggen we ook: I hate Antichrist. Voor mij is dat wat instituties doen: ze verpletteren het individu. Antichrist is alles wat ons laat werken voor een doel dat losstaat van ons samenzijn met elkaar.’

Diezelfde houding hoor je terug in de muziek zelf. In ‘Disappears’, de tweede track, en opnieuw in het slotnummer, breekt Maus zijn eigen popliedjes plots open. Midden in een pakkende melodie komt er een kort stuk dissonant lawaai, alsof iemand de stekker eruit trekt. ‘Er zijn artiesten die er hele concerten van maken, alleen maar die noise,’ zegt Maus. ‘Maar ik vind het juist interessanter om het in een conventioneel nummer te laten binnenvallen. Dan krijgt het veel meer reliëf. Het zijn interrupties,’ besluit hij. ‘Een weigering om gereduceerd te worden tot de wereld zoals die is. Een moment van onverenigbaarheid.’