Bullet Sound, een studio met historie. Al sinds 1982 bestaat de opnameruimte in Nederhorst den Berg, een klein dorpje onder de rook van Hilversum. Lenny Kravitz nam er op, dEUS, zelfs Prince schijnt er een dag gewerkt te hebben. Maar stel je er vooral geen weelderig pand bij voor met gouden kranen en marmeren vloeren. Bullet Sound is een uit de kluiten gewassen Center Parcs huisje, een kleine geluidsbunker. Maar wel een die vandaag uit zijn voegen barst van de nieuwe muziek. Grappig genoeg versterkt juist het feit dat iedereen boven op elkaar gestapeld lijkt te zijn de sfeer in het gebouw. De hele week is de studio thuisbasis van een writing camp, georganiseerd door Spinnin Records en de daaraan gelieerde uitgeverij MusicAllStars. Vijf dagen, zeven studio’s vol gelegenheidsformaties. Aan het eind van de week moeten er een stuk of vijf, zes, nieuwe releases voor het label uit rollen.
Het gebeurt vaker, dit soort writing camps. Twee keer per jaar organiseert de platenmaatschappij een grote, een paar keer per jaar kleinere. Voor Spinnin Records is het de laatste jaren een hele succesvolle manier geworden om talent te ontwikkelen. ‘Er loopt hier van alles’, zegt Oscar Ombach van MusicAllStars, de main A&R van het writing camp. ‘Engelsen, een Australiër, een Rus die geen woord Engels spreekt. Zijn manager wel hoor. Die is labeleigenaar, publisher, rapper, hosselaar, alles. We maken hier combinaties van songwriters en producers. Soms ook van twee producers die samen een clubtrack willen maken, een collab. Kijk, hier is de gezamenlijke lunch- en dinerruimte. Want zelfs als het writing camp niet direct een release oplevert, is het ook een plek waar mensen elkaar ontmoeten.’
Twee weken geleden las je op 3voor12 hoe Top Notch hit na hit produceert in writing camps. Nu de praktijk, bij een van de andere hitfabrieken van Nederland: Spinnin Records. Atze de Vrieze greep de uitnodiging eens een kijkje te nemen met beide handen aan. Want de illusie dat elke danceproducer in zijn eentje op een zolderkamertje zit, daar zijn we allang voorbij. Dit is hoe het echt gaat.
Toen Tiësto vijftien jaar geleden net een wereldster was, gold het nog als een grote schande toen gefluisterd werd dat hij niet al zijn tracks zelf produceerde. Tegenwoordig kijken we daar heel anders tegenaan. Dat komt doordat dj’s gigadrukke schema’s hebben, waarbij ze amper tijd hebben om in de studio te zitten. Het komt ook doordat van top-dj’s bijna geëist wordt dat ze zelf muziek produceren, ook als hun talent eigenlijk meer ligt bij het selecteren van muziek en het draaien ervan. Tot slot komt het door de wens van veel dj’s om op de radio gedraaid te worden. En je weet: met een clubtrack kom je niet op de radio. Je hebt een liedje nodig.
’Veel producers zijn geen songwriter’, zegt Oscar Ombach, terwijl hij de studio van Lucas & Steve binnen loopt. Die zijn er niet, want op tour in China. Op hun stoelt zit nu Mike Williams, een 22-jarige dj/producer uit Kortenhoef. ‘We zijn hier vanochtend begonnen met de drop’, zegt hij. Naast hem in de studio zitten de Engelse zangeres Grace Tither en toetsenist Galeyn. ‘Ik ben vervolgens op zoek gegaan naar een melodie’, zegt de toetsenist. ‘Het is best een harde drop, maar het kan denk ik wel op de radio. Het is een beetje Swedish House Mafia-achtig, muziek uit onze tienerjaren.’
Mike Williams zit hier deze week twee dagen, vertelt hij. Hij legt uit waarom hij graag in dit soort settings werkt. ‘Ik vind het leuk om met mensen uit hele andere genres samen te werken. Dat levert echt iets nieuws op. Zie hoe Avicii met Aloe Blacc ‘Wake Me Up’ maakte, met country invloeden. Is hij een voorbeeld? Ja, dat vind ik wel. Hij heeft die barrière doorgebroken. Ik vind het tof om nu meer met poptracks te werken, terwijl ik in het begin voor clubmuziek maakte. Maar het allerbest is natuurlijk als je met een clubtrack de crossover naar de radio kan maken, dan heb je de meest impact.’ Dus is dit songwriting circuit voor hem een uitkomst. Het is een wereld van muzikale speeddates, fysiek in de studio, maar ook van mappen vol met toplines en refreintjes die uitgevers proberen te slijten aan producers die zelf meer van de beats en de drops zijn.
Voor toetsenist Galeyn is dat circuit een uitkomst. Hij is net zo oud als Mike Williams, die hij vanmorgen hier in de studio ontmoet heeft. Galeyn staat regelmatig op het podium in de band van Maan, maar eigenlijk werkt–ie liever achter de schermen, in de studio. Hij schreef mee aan ‘4/5’, een traphit van Ronnie Flex, en nu dus met Mike Williams. ‘Ik hoef niet zo nodig zelf in een videoclip met naakte vrouwen, ik hoef geen fame. Vorig jaar ben ik met het conservatorium begonnen, maar na acht maanden ben ik gestopt. Ik had die hit met Ronnie en dacht: in die studiosessies kan ik net zo veel leren, en tegelijk een cv opbouwen. Ik zorg wel altijd dat ik credits krijg, dat ik officieel mee schrijf. Ik ben niet geïnteresseerd in snel geld, liever heb ik iets op mijn naam staan.’
Zodra de deur naar de gang open gaat klinkt van even verderop de onmiskenbare lokroep van een trompet. Het is een trompet op zoek naar een melodie bij een zelfverzekerd, bombastisch arrangement van epische synths. De trompet is van Timmy Trumpet, een waar cultfiguur in de EDM wereld. Zijn hysterisch kolderieke trompetspel over vette psytrance ziet er op filmpjes namelijk altijd grappig uit. Maar hij meent het wel degelijk, de strak gestylede Australiër met zijn zwarte hoed en zwarte toeter. Hij blijkt een superaardige spraakwaterval, die dance omschrijft als ‘de nieuwe jazz’.
Je zou zeggen dat Timmy Trumpet de grootste naam van de dag is hier op het writing camp, maar hij zelf denkt daar duidelijk anders over. ‘Ik heb eindelijk de kans gekregen mijn held te ontmoeten’, zegt hij, wijzend op de man aan de knoppen. ‘Deze man is een legende. We hebben elkaar een kwartier geleden ontmoet, en nu ga ik jammen op een van zijn meesterwerkjes. En weet je wat ik het leukste vind? Dat hij een hele normale kerel blijkt te zijn, in plaats van dat–ie hier de lakens uit staat te delen. Ik stelde hem een lastige vraag en hij antwoordde: geen idee.’
Vriendelijke woorden voor de kalme Zeeuw naast hem. Op het podium is hij geen superster, maar als producer achter de schermen kent iedereen Maarten Vorwerk. Hij was verantwoordelijk voor giga-EDM-hits als ‘Wakanda’ van Dimitri Vegas & Like Mike en ‘Epic’ van Sandro Silva & Quintino. Wil je het grootst, dan moet je hem hebben. ‘Deze heb ik ook gemaakt’, zegt Vorwerk, als hij iets van zijn eigen historie laat zien op YouTube. Hij start een clip van Jekyll & Hyde, de jumpstyle-act waar–ie nog het meest als artiest aan verbonden was. Jumpstyle, die korte rage van hysterische dansjes, waar zelfs politicus Hilbrand Nawijn zich aan waagde. Het werd daardoor al snel een soort parodie op zichzelf, maar de muziek staat jaren later nog best overeind. Waarom ook niet: het is een soort vrolijke hardstyle, een genre dat later alleen maar groter en groter zou worden.
Even later duikt Vorwerk nog verder de geschiedenis in, met een filmpje van Darkraver in de Energiehal, de gouden gabbertijd van Rotterdam. ‘Ik liep daar ook tussen, kale kop, bomber. Ik vertelde mijn ouders dat ik bij een vriendje logeerde, hij bij mij. Het was geweldig, iedereen aan de drugs, eenvoudig licht, en een dedicated publiek dat van elf tot zeven danste. En als het afgelopen was liep iedereen in een stoet naar Rotterdam Centraal. Het was een prachtig gezicht. Ik was 14, 15, 16 in die tijd.’ Timmy Trumpet kijkt zijn ogen uit. ‘Wow, amazing!’
De ontmoeting tussen Timmy Trumpet en Maarten Vorwerk is eigenlijk meer een kennismaking dan een intensieve schrijfsessie. Sterker nog: Vorwerk schrijft vandaag helemaal niets. Hij kwam hier aan met een aantal ideeën die mogelijk matchen met de artiest. Het idee dat Timmy koos is nog geen hele track, maar een build-up naar een drop. Die drop was er al wel, maar die is meteen de prullenbak in gegaan. ‘Zo gaat dat, als artiest heb je een bepaalde stijl, daar moet ik rekening mee houden.’ Timmy Trumpet komt hier om anderhalf, twee uur te jammen op het idee. Vorwerk vertelt hem in eerste instantie niet wat hij zelf in zijn hoofd had, maar met twee, drie zinnen stuurt hij Timmy toch effectief de juiste kant op. De opnames neemt Voorwerk mee naar zijn eigen thuisstudio, en dan moet de track echt tot leven komen. Timmy Trumpet: ’Geweldig wordt het, ik zie dit wel werken op festivals.’ En zo ontstaat hier in amper drie uur toch de basis voor een release.
Beneden, in de achterste studio van het complex, wordt wel door drie mannen samen een hele track gebouwd. Of nee, er lag al een afgekeurd idee voor een remix van Deepend, de producer die je kent van Matt Simons’ ‘Catch & Release’, een monsterhit in de tropical house-hoek: relaxte beat, singer-songwriter zang en akoestische gitaar met effecten erover. Deze nieuwe track moet een beetje dezelfde vibe krijgen. De producer werkt ervoor samen met componist Alon Dreesde en de Engelse zanger Will Knox. Die laatste heeft de gitaar ingetokkeld en ook al een lap tekst geschreven die nu op zijn Mac open staat, een compleet liedje. ‘Het lijkt meer dan het is hoor’, zegt hij. ‘Dit zijn half-verses. Het is een liedje over iemand die de grip op zijn leven dreigt kwijt te raken. Best een donkere tekst, maar dat geeft wel een mooi contrast met de zomerse vibe van het liedje.’
Veel van de vocalisten hier op het writing camp zijn Engelsen, en dat is natuurlijk geen toeval. Zij hebben immers als native speakers een betere uitspraak, en ze kunnen beter correcte teksten schrijven. Will Knox is zelfs speciaal uit Engeland naar Haarlem verhuisd omdat hier veel werk voor hem is. ‘Ik vind het levensritme hier aangenaam, ik woon hier graag. Ik doe veel van dit soort sessies. Het is heel anders dan wat ik als artiest graag maak, maar ik vind het leuk om juist in hele andere stijlen te werken. En je ontmoet nog eens iemand. In je eentje songs schrijven kan behoorlijk eenzaam zijn.’
Dan is het tijd om de vocal in te zingen. Deepend achter de computer start de track, componist Dreesde kijkt van een afstandje toe als Knox inzet: ‘Two stars and I’m looking in your eyes, paradise and I’m lost in the night. It hit me hard cause a mirror don’t lie. Don’t really like what I see sometimes.’ Het is nog absoluut niet gezegd dat deze vocal uiteindelijk op de track terecht gaat komen. Sterker nog: het zou zomaar eens kunnen dat Deepend zijn naam er niet op zet. Dit is nog maar een demofase, en vermoedelijk komt dit liedje in de publishers-caroussel terecht. ‘Natuurlijk wil je je eigen singles zelf schrijven, maar soms gaat een sessie een heel andere kant op dan je van plan was. Dan kan de publisher het aan iemand anders aanbieden. Die wil dan misschien wel een heel andere vocalist. Een vrouw bijvoorbeeld, het kan allemaal nog.’
Zo komt het in studio 3 aan het eind van deze dag waarschijnlijk tot een min of meer volgroeide song, die kan beginnen aan een reis richting release. Die begint in het A&R traject van MusicAllStars. Want deze opnamedag is nog maar de eerste fase, vertelt Oscar Ombach. ‘Het sturen begint natuurlijk hier. Het is een kwestie van aanvoelen wanneer je moet ingrijpen. Soms voel je dat de makers zelf nog niet helemaal tevreden zijn, dan laat je ze lekker. Een andere keer hebben ze het gevoel er wel zo’n beetje te zijn, en dan zeg ik soms: nou, ik denk dit of dat nog kan veranderen. Herhaal dit nog eens, laat dat eens weg. Het ligt een beetje aan de acceptatiefactor of ze er meteen mee aan de slag gaan, maar meestal gebeurt dat wel. Bijna nooit levert een artiest iets af dat direct klaar is om uit te brengen.’
En dan moeten natuurlijk ook de rechten nog geregeld worden. Want de spontaniteit in de studio – waarmee artiesten soms zomaar bij elkaar binnen lopen – moet in principe wel resulteren in hits, en dus in klinkende munt. Hoe moet het met die ene zangeres die van de gang gesleurd werd omdat de track toch een vocal nodig bleek te hebben? Zonder haar was de track niet gelukt, toch? Hoeveel rechten mag ze dan claimen? ‘Dat kan heel makkelijk zijn, maar ook heel ingewikkeld. Want hoe weeg je het: ja, de vocal was belangrijk, maar ook een kleine bijdrage. Het maakt de track tot wat het is, maar het is niet onvervangbaar. Als zo’n zangeres heel moeilijk zou doen, kijken we toch nog even verder.’