DGTL dag 1: Spannende hoekjes en gigantische LED-installaties

Joy Orbison, Tom Trago, Mattheis en KiNK hoogtepunten van eerste dag

Ralph-Hermen Huiskamp ,

De een gaat eieren zoeken, de ander maakt gezellig een ommetje over de lokale meubelboulevard. En weer anderen gaan het liefst met een paar honderd man op een pont wachten, om zo uiteindelijk te gaan dansen op de NDSM-werf. Die laatste groep heeft op de eerste dag van DGTL geluk. Een strak blauwe lucht, vroeg voorjaarszonnetje en spannende hoekjes in de gigantische line-up maken de lange rij voor de pont en de entree meer dan goed.

Met zes overdekte podia is DGTL intussen uitgegroeid tot een van de grotere dancefestivals, helemaal aan het begin van het seizoen. Dankzij de omvang kan de organisatie het zich permitteren om grote namen neer te zetten, maar tegelijk de nog wat onbekendere acts een platform en een potentieel nieuw publiek te geven. En dat publiek is enorm. Tieners, twintigers, vijftigers, hip en wat minder hip; waar veel festivals heel duidelijk hun eigen publiek trekken, loopt het vandaag allemaal wat meer door elkaar. Er zijn zelfs opvallend veel toeristen, vooral Fransen en Britten, die met hele groepen zijn afgereisd voor het festival en in sommige gevallen ook nog even een t-shirt met semi-grappige tekst hebben laten drukken. Veel lijken vooral uit op een zogenaamd typisch weekend Amsterdam: zo veel mogelijk drinken en zo mogelijk nog meer naar binnen proppen. Het festival als opvolger van de bierfiets.

Het zijn juist de Britten die als weinigen al vroeg op de dag de slechtst bereikbare tent weten te bereiken. Alle podia liggen bij elkaar, maar voor één tent moet je een haast verstopte route volgen en een paar bochten om. Onlogisch, en vooral onhandig. Misschien is dat ook de reden dat de tent nog opvallend leeg is bij Jackmaster en Optimo. Niet de minste namen, wel het minste publiek. En hoe goed de drie elkaar ook aanvullen, met knetterende acid edits, paniekerige mixes van Optimo en de stampende UK-house van Jackmaster; in een lege tent waar het grootste deel van het publiek nog de slaap uit de ogen wrijft, werkt het toch niet. 

Verderop op het terrein, in een van de oude scheepsloodsen host muzieksite XLR8R de hele dag een live podium. Kromgebogen over zijn samplers laat Brit Gold Panda horen nog altijd nieuwe richtingen te ontdekken. Knap dat hij probeert niet stil te blijven staan, maar zonde dat die nieuwe richtingen een stuk minder spannend zijn dan wat hij eerder deed. Het klinkt als een set vol concessies. Nog steeds gebaseerd op samples, maar om de dansvloer te overtuigen een stuk platter en eenvormiger. Halverwege lijkt het meest avontuurlijke in zijn nieuwe arsenaal een stel kitscherige blazers te zijn. Zonde, helemaal als hij tegen het eind toch nog even laat horen hoe goed zijn meer hiphop-achtige beats ook alweer waren. 

Die laatste hiphop-uitsmijter van Gold Panda blijkt gek genoeg de perfecte overgang naar Weval. Het Nederlandse duo heeft afgelopen jaar al zo’n beetje ieder festival aangedaan en overal zieltjes geworven, en over twee maanden komt eindelijk hun debuutalbum. De poppy techno van Weval is misschien wel het meest toegankelijke wat er vandaag in Amsterdam-Noord op de planken staat. Op traag hiphoptempo beginnen, het tempo opschroeven, steeds meer de diepte induiken en tegelijk nooit abstract worden. Maar toch, het lijkt niet écht te gebeuren hier. Hoewel de nummers live telkens net iets anders klinken, zijn twee nieuwe nummers toch te weinig om het na zoveel shows nog fris te laten voelen.

Heel anders is het bij Rotterdammer Mattheis, iets later op hetzelfde podium. Hij pakt het in feite andersom aan. Openen met meer abstracte, Terry Riley-achtige synths en steeds maar verschuivende patronen van marimba’s, en dan langzaam steeds meer de kick een plaats laten vinden. Typisch zo’n set waar halverwege instappen niet echt werkt, maar waardoor je, als je de tijd neemt, compleet overrompeld wordt. Even later laat KiNK in de zelfde loods zien dat het ook weer een andere richting op kan gaan met een live set. Waarschijnlijk loopt er op dit moment geen grotere entertainer rond in het live-circuit. Soepele heupen, een onmogelijke hoeveelheid apparatuur om zich heen en alsmaar oogcontact zoeken en lachen naar de dansende menige voorhem. Het allerbest als je vooraan staat en ziet wat hij doet, maar ook ver achterin wordt er heftig gereageerd als als hij weer live een edit bouwt van een klassieker uit Chicago. Voor het eerst vonkt er echt wat vandaag. 

Hoe goed er ook er ook buiten de headliners om geprogrammeerd is, het publiek komt toch vooral voor de grote namen en de enorme LED-schermen die de grote podia opsieren. Bij Seth Troxler, de oerlelijke techno van Adriatique en zelfs bij Maceo Plex puilen de tenten dan ook uit. Bij Plex is dat onverwacht. Niet omdat hij geen grote naam is, integendeel zelfs. Maar het geluid in die tent is pijnlijk slecht. Blikkerig, zacht, zonder enig detail. Eerder op de dag verdrinkt ook Barnt in dat slechte geluid. Niet dat hij zich daar wat van aan lijkt te trekken. De iele Duitser in het te grote overhemd houdt zijn ogen de hele set op zijn draaitafels gericht. Opperste concentratie. Heel af en toe drumt hij met gebalde vuisten de razendsnel hi-hats mee die de rode draad in zijn set vormen. Pas als hij op het eind een onuitgebracht, eigen nummer de zaal in stuurt, kijkt hij op. Terwijl de overstuurde, onnavolgbaar getimede synths het gevecht aan gaan met een razend hi-hat patroon, grijnst hij. Probeer hier maar eens op te shuffelen, lijkt hij te denken terwijl hij naar de jongens met capuchon en zonnebril op vooraan kijkt. 

Waar het bij KiNK al vonkt, weet net daarvoor Tom Trago de vlam er echt al in te laten slaan. Niet met diepte, niet met de meest spannende tracks. Door van hit naar hit te gaan heeft hij het voor het eerst echt druk weten te krijgen in de haast onvindbare tent. Disco, house-klassiekers, nog meer disco en nog meer soulvolle house. Van voor naar achter hangen de mensen aan het plafond, en de boel ontploft haast als die diva van Jamie 3:26’s Hit It n Quit It voor het eest uithaalt. En toch, het absolute hoogtepunt van de set is Trago’s afsluiter. Helemaal kut voor de Britten die net met rusteloze benen aan het hek staan te rammelen en voor de groep Fransen in geel t-shirt met ‘super bad trip’ op de rug. Zij hebben werkelijk geen idee wat er gebeurt en waarom er mensen lachen. Maar er is weinig mooiers dan op een festival als dit, dan opeens Jules Deelder te horen kankeren op Amsterdam. “Krijgie daaro de pleuris van, van dat wijf? Die loopt de hele dag maar over Amsterdam te zeike. Toen ik nog in Amsterdam zus en toen ik nog in Amsterdam zo.”

Misschien is die hele scheldtirade ook de reden dat het vrijwel leeg is direct nadat Joy Orbison het overneemt. Van ramvol, naar een heel klein plukje bezoekers vooraan. Maar wel een klein plukje dat er vol voor gaat. Drie uur lang trekt Orbison de zaal dichter naar zich toe. Alles is opgebouwd in blokken, die keer op keer weer open worden gebroken met verrassende hoogtepunten. Na drie kwartier sloopkogeltechno breken de 70’s-strijkers in Ditongo’s Longo de boel opeens weer open, na een slotoffensief vol uk-house is de afsluiter een onuitgebrachte Midland-track rond een Gladys Knight-sample. Een perfecte afsluiter. Bitterzoet, euforisch, Knight die ‘Neither One Of Us Wants To Be The First To Say Goodbye’ zingt en 150 man die uit volle borst willen meezingen met een nummer dat ze nog nooit gehoord hebben en waarvan ze de tekst niet eens kennen. Het mooie van DGTL: naast headliners op podia vol knappe LED-constructies, en groot publiek dat meer voor het festival dan voor de muziek gaat, is er ook ruimte voor spannende hoekjes met dit soort acts in het programma. Alsof de organisatie doelbewust iets progressiever is dan het publiek, zodat er voor iedereen iets te ontdekken valt.