‘Glitterbug is een beetje geboren uit noodzaak,’ vertelt frontman Matthew Murphy. ‘Mijn leven in Londen was prima, maar er gebeurde niets buitenzinnigs, het was allemaal vrij normaal 27-, 28-, 29-jarigengedoe eigenlijk. Ik wilde toen het idee creëren van een fucked up relatie om over te schrijven. Dat verhaal speelde zich af in Los Angeles, omdat het naast Londen en Liverpool de plek was waar we de meeste tijd hadden doorgebracht – het tweede album is daar opgenomen, we hadden er een aantal video’s gemaakt. Toen werd die relatie ineens de realiteit, en had ik plotseling een legitieme reden om verbonden te zijn met LA. Ik had daar iemand, ik reisde er veel naartoe. Dat is hoe het album daar eindigde, best wel raar eigenlijk.’
Een fictieve relatie die echt werd, life imitating art dus. Was het concept van die fictieve relatie al duidelijk vanaf het begin?
‘Ik begreep zelf niet echt wat er aan de hand was tot ik zo’n vijf of zes songs verder was. Toen kwam ik erachter dat ik steeds maar over dezelfde dingen bleef doorhameren. In mijn hoofd voelde alles wat ik tot dan toe had geschreven alsof het gebaseerd was in LA. Toen ik me dat realiseerde werd het makkelijker. Ik zag helderder in waar het album over zou gaan, hoe het zou worden, waar de finishlijn was en hoe ik daar moest komen.’
Qua sound ben je voor dit album naar eigen zeggen teruggegaan naar de essentie van The Wombats.
‘Ja, dat voelde goed, eerlijk gezegd. Ik heb een beetje de neiging tot zelfmedelijden, ik weet niet waar dat precies vandaan komt, maar dat aspect van mijn persoonlijkheid heb ik geprobeerd te verkennen op het vorige album. De onderwerpen van de songs zijn nooit echt vrolijk geweest, maar de manier waarop ze worden gepresenteerd was altijd kleurrijk en bevlogen. Daar wilde ik naar terug. Het gebruik van woorden als “pink” maakte me enthousiast, het maakte het leuker. Dat gevoel wilde ik terugvinden, in plaats van het idee te hebben dat we een moody band moeten zijn die iedereen serieus moet nemen, fuck that. Ik wilde weer doen wat we het best in zijn.’
The Wombats: 'We willen een grote band zijn'
Makers van hit Let's Dance To Joy Division deze zomer op Pinkpop
The Wombats maakten met Let’s Dance To Joy Division een nummer waar je in 2007 niet onderuit kon. Dat rommelige gitaarriffje, gevolgd door een uitgelaten “wooh!”: een woordeloze, universele aankondiging dat het hossen kon beginnen. Festivalweides ontvingen de Liverpudlians met groot enthousiasme. Die monsterhit kwam van hun debuutalbum, het charmante, begeesterde A Guide To Love, Loss and Desperation. Opvolger This Modern Glitch deed het in 2011 prima, maar wist de band niet van zijn one hit wonder-imago af te helpen: die tweede megahit stond er niet op. Nu is het tijd voor een derde poging op het nieuwe album Glitterbug, want voor The Wombats is simpelweg voortbestaan niet voldoende. Ze gaan nog steeds voor het hoogst haalbare: 'Ik denk dat we betere nummers hebben geschreven dan Let's Dance To Joy Division.'
Je teksten zijn inderdaad nooit ongeremd vrolijk, ze hebben bijna altijd een donker hart. Zit die duisternis ook in jou?
Ik ben wel een cynisch mens, maar duister, dat weet ik niet. Het woord ‘duister’ wordt nogal vaak rondgestrooid, ik heb ermee gestrooid, Dan en Tord (Haggis en Øverland-Knudsen, drummer en bassist, red.) ook, maar onze muziek is niet echt duister. Het is geen Lars Von Trier. Misschien ben ik wel een beetje pessimistisch of cynisch van nature, maar ik denk dat ik dat op een positieve manier gebruik. In die zin kan muziek maken en songs schrijven ook heel cathartisch zijn.’
Hoe ben je in dat opzicht gegroeid sinds het begin van The Wombats?
‘Persoonlijk denk ik dat ik nu beter begrijp wat goed is aan muziek, ik begrijp waarom sommige dingen werken en waarom andere niet. Mijn intuïtie is sneller en kritischer als dat nodig is, en ik begrijp de kunst of de ambacht van het schrijven beter. We zijn inmiddels als band ook wat vrijer geworden qua schrijven. Op dit album zijn twee derde van de nummers ontstaan zoals op de vorige albums: ik ging in een kamer zitten, en dan freaken tot er een nummer uitkwam. Dan bracht ik dat naar Dan en Tord en bouwden we samen de lagen op. En dan staan er op Glitterbug ook nummers die ontstonden bij Dan en Tord toen ze in Liverpool aan ideeën zaten te werken, en waarop ik vervolgens vrij spel met melodieën en teksten. Dat was een verfrissende manier van werken. Het was niet per se makkelijker, maar het is ook fijn om niet overal de genesis van te hoeven zijn. Het moeilijkste van schrijven is voor mij om iets te starten, om die eerste vonk op gang te krijgen.'
Denk je dat jeugdigheid belangrijk is voor The Wombats? Jullie doen dit al meer dan tien jaar, maar jullie hebben nog steeds dat jonge honden-imago.
‘Nou, dat is mooi, gezien we allemaal fucking old farts zijn! We willen altijd dat onze muziek zo levenslustig mogelijk is, ik weet niet precies waarom. Misschien komen we nu wel in een fase van constante ontkenning van onze leeftijd.’
Veel van jullie werk spreekt vanuit een jeugdige energie en naïviteit. Is het lastig om dat door de jaren heen vast te blijven houden?
‘Je moet vaak een beetje, niet per se jezelf voor de gek houden, maar teruggaan naar die dagen voordat je een platendeal had of een boekingsagent of any of that shit. Je moet herontdekken wat de reden was dat je dit in eerste instantie wilde gaan doen, want dat is het meest belangrijke deel van de carrière van een band. Op een gegeven moment kun je niet veel meer van je eigen dagelijks leven gebruiken. Al dat wachten in kleedkamers en de corporate shit, dat wil niemand horen, dat is saai.’
Het begon allemaal met die ene hit. Let’s Dance To Joy Division was destijds volkomen onontkoombaar, en een treffende omschrijving van hoe het was om jong te zijn in de jaren ’00. Ook nu hoor je het nog overal op verjaardagen en indie-dansavonden, tussen Take Me Out van Franz Ferdinand en I Bet You Look Good On The Dance Floor van Arctic Monkeys. Zelfs in het persbericht werd Glitterbug omschreven als “het nieuwe album van The Wombats, van Let’s Dance To Joy Division!”. Voel je je soms gereduceerd tot dat ene nummer?
‘Tsja… We zijn heel trots op hoe succesvol het was, en je zou zeker kunnen zeggen dat we zonder dat nummer niet zo ver waren gekomen. Daarnaast voelt het voor ons nog niet echt alsof we een karaokenummer aan het doen zijn; we spelen het in de live set omdat we weten dat het goed ontvangen gaat worden en mensen heel enthousiast zullen zijn. Tegelijkertijd denk ik dat we betere nummers hebben geschreven. Niet eens per se artistiek gezien, maar ik denk ook dat we betere commerciële songs hebben geschreven die gewoon niet zijn opgepikt. Misschien is het soms wat frustrerend, maar dat weegt niet zwaarder dan hoe trots we op het nummer zijn.'
Let’s Dance To Joy Division maakt inmiddels deel uit van de klassieke canon van de indiepop, maar zelf noem je The Wombats consequent pop.
‘Ik weet niet per se precies wat “indie” eigenlijk is. Ik begrijp wat ermee bedoeld wordt qua sound, maar dat is in mijn optiek nog steeds niet heel zinnig. De meeste muziek die ik hoor is populaire muziek. Dat woord heeft zoveel verschillende betekenissen, dan schaar ik ons liever daaronder. What the fuck does indie pop even mean? ‘Indie’ impliceert ook dat er een plafond boven je hangt waar je niet doorheen kunt komen, en ik denk niet dat dat voor ons het geval is. Als ik denk aan bands als, zeg, Franz Ferdinand of Bloc Party, niet dat dat geen geweldige bands zijn, maar het doet me denken aan in bier gedrenkte clubs in Noord-Engeland. I fucking love playing those shows, maar wij zijn ook in staat om andere dingen te doen. We willen een grote band zijn, we zijn trots op onze ambitie.'
Voor Glitterbug hebben jullie gewerkt met Mark Crew, die eerder producer was voor Bastille, ook een band die duidelijk popmuziek maakt. Zouden jullie willen doen wat zij doen, die enorme stadions volspelen?
‘Ja, ik denk dat Bastille ook een popband is. Natuurlijk zouden we dat willen. We zijn heel gelukkig met de positie die we nu hebben, en we hebben zeker niets te klagen, maar we hebben wel grote ambities.