Met een knipoog, maar Shocking Shades Of Claw Boys Claw was wel precies de juiste plaat op het juiste moment hier. Want er was eind 1983 al wat aan het veranderen in het poplandschap. De zaken begonnen weer een beetje te polariseren. Ooit hippe new wave bands als Spandau Ballet en OMD waren mainstream geworden, Britpop werd gedomineerd door types als Howard Jones en Nick Kershaw. Uiterlijk werd belangrijker dan inhoud. Dat had voor een groot deel te maken met de opkomst van de videoclip. Nederland, zou in navolging van de VS met hun MTV, in 1984 ook clipstations als Music Box op de kabel toelaten.
Stiekem begon weer een soort verlangen naar rebellie de kop op te steken. Kont tegen de krib, rauwe, vervaarlijke en gemene rock ’n roll als tegengif voor alle ‘big, shiny, plastic chart pop’ van die dagen, zoals Bobby Gillespie de muziek van 1983 omschrijft in de Classic Rock aflevering gewijd aan Screamadelica van Primal Scream (afgelopen zaterdag te zien op Nederland 3). Garagepunk voldeed in die behoefte. Uit de VS kwam de Gun Club die in 1984 hier doorbrak met hun album The Las Vegas Story , uit Zweden kwamen The Nomads, uit Australië The Scientists. En dan had je nog The Lyres, Tex And The Horseheads, en al die andere bands die dat jaar de tweede editie van Pandora’s Music Box zo gedenkwaardig maakten. Garagepunk raakte helemaal in de mode en betekende ook een herwaardering voor die muziek uit de jaren zestig, die na jarenlang onvindbaar te zijn geweest op allerhande verzamel-lp’s beschikbaar kwam. Historisch in dit verband is de speciale bijlage die OOR onder de titel Mau Mau maakte, gewijd aan oude en nieuwe garagepunk.
Iets rustiger geworden was de muziek van Nick Cave. Zijn Birthday Party bestond niet meer, maar tijdens zijn eerste solo-optreden in Nederland in april 1984 in de Meervaart - op dezelfde avond dat ook de Smiths voor het eerst en ook het laatst hier te zien waren - gaf hij een fraai voorproefje van zijn nog te verschijnen album From Her To Eternity. Met blues en gospel doordrenkte rock ’n roll. Slepend, verbeten en vooral intens dit album vol Faulkner, Mark Twain en de bijbel. Wie zei dat de rock ’n roll na Bob Dylan en Leonard Cohen geen grote tekstdichters meer had voortgebracht?
Harder, extremer, gejaagder en nog gekwelder klonk het nog immer krankzinnig klinkende album Hole van Jim Thirwell, alias Scraping Foetus Of The Wheel. Ratelende samples, hysterische zang: alles eraan was ‘over the top’, maar wat klonk het allemaal opzwepend. Foetus zoals hij meestal genoemd werd (een ander alias was Philip And His Foetus Vibrators) was in 1984 de hipste nieuwlichter. De redder van de rock ’n roll, werd hij zelfs genoemd. Dat viel tegen, achteraf. Hole zou hij nooit meer weten te evenaren laat staan overtreffen.
Nee, de belangrijkste nieuwkomer in 1984 was eigenlijk niet zo nieuw meer, maar nam dat jaar wel vriend en vijand voor zich in. Prince was de naam, en zijn Purple Rain was de belangrijkste plaat dat jaar. Goed, U2 revancheerde zich na het wat stuurloze War met het sterke The Unforgettable Fire met daarop een van hun beste singles ooit: Pride (In The Name Of Love). Bruce Springsteen bracht zijn meest succesvolle plaat Born In The USA uit, maar die werd eigenlijk pas echt door het grote publiek ontdekt in 1985. Toen werd Dancing In The Dark voor de tweede keer werd uitgebracht haalde de eerste plaats, dertig plaatsen hoger dan een jaar eerder.
Het succes van Purple Rain, de film, de elpee en het liedje, was toch het meest opmerkelijke aan dit jaar. Prince had al vaker hits gehad hier maar zijn platen (Controversy, 1999) stonden op de disco/funk afdeling. Een afdeling die door een beetje new wave kid, of wat we nu postpunker zouden noemen, gemeden werd alsof het Mantovani betrof. Ach, een enkel Michael Jackson hitje dat kon er mee door, maar meer ook niet.
Zwarte soul en funk versus blanke rock en wave, dat waren in 1984 echt compleet gescheiden werelden. Totdat daar Prince kwam met zijn Purple Rain. De single When Doves Cry was al onweerstaanbaar, en musicologisch interessant vanwege het ontbreken van een basgitaar. Maar het album Purple Rain bleek pas echt verbijsterend. Hoe Prince bijvoorbeeld met zijn gitaarsolo Jimi Hendrix naar de kroon stak. Of die enorm opzwepende Baby I’m A Star en Let’s Go Crazy. Of dat uiterst geile liedje over de sexverslaafde Darling Nikki. Zoiets was nog nooit op plaat gezet.
En het klonk ook nog eens volkomen nieuw. Sound en productie waren zo anders dan wat je voorheen met disco en funk associeerde. Dit was pas echt nieuwe muziek. En het leuke was ook nog eens iedereen dat leek te vinden. Dit was eindelijk weer een artiest waar van de Tros tot de VPRO de programmamakers enthousiast over waren. Liefhebbers van ultrahippe tot rete-commerciële muziek vonden elkaar bij Prince & The Revolution.
1984 was een ijzersterk jaar voor de popmuziek. Wat misschien nog wel het meest heuglijk was aan dat jaar is dat de VPRO hun A-status verkreeg. Wat tot gevolg had dat op woensdag vanaf 12 uur in de middag tot middernacht iedere week de beste nieuwe popmuziek te horen was. Programma’s als De Wilde Wereld, de John Peel Show, Frontlijn en, het historisch zeer informatieve Heartlands bleken onmisbaar voor de muziekliefhebber. Eindelijk kon je de muziek waar je zo van hield gewoon overdag op de radio horen. Je zat er met pen en papier naast om titels en namen te noteren. Wat een weelde. Niks No Future meer. Dankzij de VPRO op 3 kreeg je overal weer zin in.