Schrijvers over muziek

Besprekingen van op Crossing Border optredende bands

Tjitske Mussche ,

Wat roept muziek op bij schrijvers? Hebben ze een uitgesproken muzieksmaak? Luisteren ze anders naar de songteksten? De VPRO vroeg tien op Crossing Border optredende schrijvers om tien op Crossing Border optredende bands te bespreken.

Besprekingen van op Crossing Border optredende bands

Wat roept muziek op bij schrijvers? Hebben ze een uitgesproken muzieksmaak? Luisteren ze anders naar de songteksten? De VPRO vroeg tien op Crossing Border optredende schrijvers om tien op Crossing Border optredende bands te bespreken.

Nyk de Vries: CAKE - Showroom of Compassion (Upbeat/PIAS)
‘Is dit nineties?’ Mijn vriendin verschijnt in de deuropening en ik zie een glimp van enthousiasme, maar tegelijk ook twijfel of die bezieling terecht is. Haar vermoeden klopt hoe dan ook, want het nummer is van de band CAKE, eigenzinnig buitenbeentje uit de jaren negentig dat niet lang geleden een nieuwe cd Showroom of Compassion uitbracht.
Bij beluistering merk ik al snel dat we geen verandering hoeven te verwachten. Wanneer ik de tekst van ‘Got to move’ goed interpreteer, is dat ook niet iets waar zanger John McCrea hoog bij opkijkt, vernieuwing.
You have always got to move,’ zingt hij zijn antagonist liefelijk toe. ‘You’re racing just to prove that there is something new in everything you do.’
Het klinkt prachtig en ik knik instemmend, hater als ik ben van vernieuwing die opgelegd is – iets wat enkele volledige generaties tot het hyperindividuele heeft aangezet. Toch is er één ding dat de vernieuwers snappen, beter dan degenen die blijven vasthouden aan een oud jasje omdat het nu eenmaal zo lekker zit: er moet geest zijn – in het hoofd, in de noten, in de snor, in het geinige hoedje. En na vele keren draaien – positieve jongen als ik ben – weet ik helaas nog steeds niet of ik enthousiast ga worden. Wel gaan de nummers in mijn hoofd zitten en de kans is verdomd aanwezig dat ik straks in de zaal alsnog voor de bijl ga, voor deze Californische heren die doen wat ze doen.

Renske Jonkman: Heather Nova - 300 Days At Sea (V2)
Ze wil het liefst dat iedereen met de fiets naar haar concert komt, zoals tijdens haar optreden in Amsterdam. Met het toeren maakt ze zich zorgen of ze niet te veel energie verbruikt. En haar laatste album 300 Days At Sea is compleet opgenomen op zonne-energie.
Het tengere hippiemeisje (kleindochter van een piraat) dat opgroeide op de Bermuda- eilanden geeft vanzelfsprekend alles een plek in de cyclus van de natuur. Ze heeft gevoel voor de grote, ronde verhalen. Ook het verhaal achter dit album is bijzonder: een visser op Bermuda had het wrak van de boot Moon gevonden waarop Heather en haar familie jarenlang hadden gevaren. De visser dook naar het wrak en haalde het kompas van het schip naar boven. De cirkel was nu rond. Heather navigeerde weer terug naar haar jeugd.
In de zacht kabbelende nummers neemt ze je mee van ‘Northwest, southeast, shore to shore’ en ‘headed south in the winters to the trade winds.’ Soms steekt de storm op, zoals in ‘I’d Rather Be’ maar het zijn toch voornamelijk de akoestische nummers die Heathers stem kracht geven. De nummers wisselen elkaar in een mooi tempo af. Verwacht geen vocale experimenten zoals in voorgaande albums als Oyster en Siren, maar een veel natuurlijkere omgang met haar ijle stemgeluid. Het is alsof ze als geen ander weet hoe ze haar energie moet gebruiken, zelfs nog wat reserves overhoudt, en op die manier voor zichzelf de juiste richting heeft gevonden. Northwest, southeast, shore to shore.

Peter Zantingh: Wye Oak - Civilian (City Slang)
Er was een meisje, ze zat tegenover me in de trein. Ze had haar ogen dicht, ze sliep. Er lag een boek in haar schoot. Er liepen twee tranen uit haar ogen, uit beide ogen een. Ze rolden traag naar beneden en hielden stil aan de zijkant van haar neus.
Would you like to know me?’ zong Jenn Wasner van Wye Oak. ‘For the joys and secrets I have stored, here I lay awaiting my reward.
Huilde ze? Om iets wat gebeurd was, om iets wat ze droomde? Of maakten haar ogen zomaar tranen aan achter haar oogleden? Ik sloot mijn eigen ogen en probeerde ook tranen te maken. Het lukte niet.
Ik luisterde en herkende de Red House Painters in het nummer ‘Dogs Eyes’, en daarna weer in het slotstuk van titelnummer ‘Civilian’.
Het bleef bij die twee tranen. Meer kwam er niet bij. Het meisje deed haar ogen open, veegde ze weg en keek toen naar buiten.
‘We Were Wealth’ begon, het mooiste liedje. Het begint aarzelend, als de laatste adem van een album dat zijn kracht verspeeld heeft, maar hervindt zich na drie minuten en bouwt dan op naar een wonderschone climax. Ik las ergens dat het shoegaze was, Wye Oak. Muziek van muzikanten die hun omgeving niet onder ogen kunnen zien. Twijfel verbergen ze achter een mystieke muur van zorgvuldig uit gitaren, keyboard en drums opgebouwd geluid. Ondertussen staren ze naar hun schoenen. Dat deed ik ook maar.

Arjen Lubach: dEUS - Keep You Close (PIAS)
In mijn tienerjaren leefde ik in extremen. Er was geen midden. Ik was een liefhebber van rockmuziek, maar dan wel deathmetal met lage gruntzang. Ik hield erg van dance, maar dan moest het óf snelle hardcore zijn, óf heel plat en commercieel. Ik verafschuwde cross-over. Ik droeg de ene dag kleding die niet zou misstaan op een Rotary-bijeenkomst in ons villadorp en de andere dag legerkisten, broeken met gaten en Sepultura- shirts. Nooit een combinatie, nooit een compromis, nooit een concessie aan de gulden middenweg. Als ik dronk, dronk ik tot het einde, als ik iets mooi vond, werd het heilig.
Ik zou nu achteraf kunnen beweren dat ik als statement een karikatuur maakte van de subculturen uit mijn tijd, maar vermoedelijk was het gewoon de eerste identiteitscrisis in mijn leven.
Om die reden heb ik de muziek van dEUS destijds nooit serieus genomen. Het was dan wel alternatief, maar lang niet alternatief genoeg. Het was dan wel (on)toegankelijk, maar net niet (on)toegankelijk genoeg. Het was emotioneel, maar ik heb er nooit om hoeven huilen. Het swingde, maar ik heb er nooit op kunnen dansen.
Het was niet dEUS die me later het midden heeft leren begrijpen, dat waren Daryll-Ann, Johan, Belle & Sebastian. Met die nieuwe oren luister ik nu Keep You Close, het zevende album van de Vlamingen en snap ze weliswaar beter – zij die toen bij dEUS zweerden – maar toch wil ik telkens weer roepen: rock echter! Lijd harder! Kies groter!
Mijn favoriete nummer van dEUS staat niet op dit album, maar op Pocket Revolution en heet ‘Nothing Really Ends’. Dat vind ik mooi, omdat ik er vorig jaar een meisje anderhalf uur op heb zien dansen. Altijd weer een meisje.

Martijn Knol: Lanterns On The Lake - Gracious Tide, Take Me Home (Bella Union/V2)
Als je dit album hebt beluisterd, smaken je lippen zout en zijn je haren stroef als scheepstouw. Ik durf te wedden dat je na een optreden van Lanterns On The Lake je schoenen moet uittrekken om het zand eruit te laten stromen. Gracious Tide, Take Me Home is net geen conceptalbum, maar alle nummers spelen met de heimwee, het avontuur en de tragiek die bij het zeemansleven horen. Het cd-hoesje lijkt bespannen met bordeauxrood linnen, als een oud logboek. De hoekjes uitgebeten door zeewater, achterop een driemaster uit wat bij ons het VOC-tijdperk heet. Er staan elf nummers op de schijf, filmische folkrocksongs met elektronische invloeden. De zangers begeleiden zichzelf op kroegpiano, gitaar, drum, viool. In ‘Keep On Trying’ kraken zelfs de planken van een zeilschip. En in ‘A Kingdom’, een nummer uit de Abba-school, hoor je de branding ruisen. De Springsteenachtige ballad ‘If I’ve Been Unkind’ zeilt heerlijk je kamer door, terwijl ‘The Places We Call Hom’e zo lang uitgesponnen is dat je je na een paar minuten ver buiten territoriale wateren waant. Bijna alle nummers zijn geproduceerd met echo en scheepshoornachtige galm. De gevoelens die Lanterns On The Lake uit en oproept zijn, eerder dan tijdloos en universeel, onoorspronkelijk, ouwelijk en afgeleid. Maar dat kan ook bijna niet anders met nostalgie als vertrekpunt.
Bovendien is dit album een afvaart. In het laatste lied, ‘Not Going Back To The Harbour’, zingt Hazel Wilde schitterende, programmatische regels: ‘I’m not going back to the harbour, I’m not going back to the old life.

Deborah Klaassen: Trevor Moss & Hannah-Lou - Quality First, Last & Forever! (Heavenly/V2)
Als ik het over gevaarlijke muziek heb, dan denk ik niet aan het georkestreerde geweld van Rammstein of Cradle Of Filth, niet aan de gehoorlogen die worden uitgevochten door grindcore bands zoals Napalm Death en niet aan soundtracks van propagandacampagnes. Ik heb het bijvoorbeeld over ‘Little Lion Man’ van Mumford & Sons. Muziek wordt volgens mij pas echt gevaarlijk wanneer het zich ongemerkt en pijnloos in je brein nestelt waar het als een computervirus steeds meer systeembronnen opeist.
Ik ben onlangs besmet met ‘Stargazer’s gutter’, een liedje van het nieuwe album van Trevor Moss & Hannah-Lou. Men zegt dat je na het roken van drie sigaretten verslaafd bent en ik vermoed dat voor gevaarlijke liedjes hetzelfde geldt. Een paar dagen geleden luisterde ik op kantoor naar het album Quality First, Last & Forever! omdat ik het bluegrass- geluid prettig vond om bij te werken. Maar in de metro naar huis merkte ik dat ik steeds hetzelfde harmonische loopje bleef neuriën. De enige remedie die ik ken om uit een eindeloos refrein te ontsnappen is het nummer nog eens te beluisteren – wat de infectie alleen maar erger maakt. Inmiddels is het zo erg dat ik al de hele dag uit volle borst wil zingen: ‘When your presidents and paupers agree…. Come lie down next to me’. Ik kan maar geen genoeg krijgen van ‘Stargazer’s gutter’, en dat is helemaal niet prettig tijdens het werk. Wat mij betreft mag er een grote zwartwit sticker op de voorkant van de cd: Parental Advisory – Contagious Content.

Ellen Deckwitz: Patrick Wolf - Lupercalia Mercury (Universal)
Zet de cd Lupercalia van de Engelse electrogod Patrick Wolf op en er kruipen honderden relnichten onder je tapijt vandaan. Ongevraagd beginnen ze op en neer te springen, je lampen veranderen in discoballen en jij staat daar in je ochtendjas met je mok koffie en denkt ondanks dat je erbij bent, dat je erbij had moeten zijn.
Want de eerste helft van Lupercalia is niets meer dan geforceerde gaypop. Nummers lang regent het dooddoeners als ‘love has no boundaries, see beyond sexuality’. Als homo zou je die kast het liefst weer in kruipen en de deur achter je dichtslaan. Het is allemaal zo stereotyperend dat het haast beledigend wordt.
Maar dan zet opeens het geweldige, uptempo popnummer ‘Time Of My Life’ in. Opeens lijkt er ook om de interpretatie van de toehoorder te worden gevraagd. Voorzichtig doe je een dansje, onverwacht verrast door de originele, pakkende productie. Het album eindigt gelukkig niet zo gedwongen gay als het begin, al bekruipt je nog steeds het vermoeden dat Wolf naast zijn seksuele geaardheid ook de strijkorkestknop op zijn chaospad heeft ontdekt.
Terwijl je na afloop de glitters opveegt, blijft het gevoel hangen dat deze cd half af is. Misschien is dit soort euforische muziek niet geschikt om thuis naar te luisteren. Wat er nog ontbreekt is een zaal met een goede akoestiek en Patrick Wolf zelf, die bekend staat om zijn spectaculaire optredens. Deze muziek zou je live moeten horen. De cd kan je dan altijd nog als coaster gebruiken en het scheelt bovendien stofzuigen na afloop.

Ivo Victoria: Gavin Friday - catholic (Rubyworks/Konkurrent)
‘Ik moet een cd van Gavin Friday bespreken,’ vertel ik mijn vriendin. ‘Ah, van Virgin Prunes,’ zegt ze en ze werpt een liefdevolle blik op de kast die onze woonkamer domineert en waarin zich ongeveer 2000 vinylplaten bevinden uit voornamelijk háár jeugd – waaronder zonder twijfel meerdere exemplaren van Virgin Prunes. Maar Gavin Friday heeft niks met Virgin Prunes te maken, al lang niet meer. Een mens blijft hopen.
En zo staar ik even later naar de playlist van catholic in mijn iTunes-venster: hoopvol tegen beter weten in. Zijn zoetgevooisde stem een toverbal die langzaam smelt, en in lange, zoete, slijmerige slierten mijn oren in druipt tot ze helemaal verstopt zijn. Dikke lagen synthesizers, afgekauwde beats, alles kabbelend en leeg.
Ik surf naar YouTube, kijk video’s van Virgin Prunes. Ik denk aan mijn vriendin, lang geleden. Ik heb foto’s gezien. Een meisjeslach verscholen achter duistere make-up; wilde, getoupeerde haren; een sigaret in de hand, een vuist in de lucht.
Is ons leven misschien óók een lange, zichzelf voortslepende aaneenschakeling van mid-tempo chansons geworden? Een belachelijke vraag, maar zo’n plaat is het dus: ik word er niet melancholiek van, maar melodramatisch. Dat kan nooit de bedoeling zijn. Beneden hoor ik mijn vriendin in de slaapkamer rommelen, dan de eerste stappen op de trap. Ik loop naar de platenspeler, leg ‘Pagan Love song’ van Virgin Prunes op, en geniet van haar blik wanneer ze de kamer binnenkomt en ik zeg: ‘Dansen?’

Anne Vegter: Loch Lomond - Little Me Will Start a Storm (Tender Loving/Konkurrent)
Een uurtje rijden van Glasgow, in de zuidelijke hooglanden van Schotland, ligt Loch Lomond. Het populaire meer is beroemd om zijn kwaliteiten van serene ingetogenheid en weerbarstige woestheid. Het schijnt er goed toeven op een vrije dag. Het Loch is fotogeniek. Het biedt indigoblauw waterwerk omsloten door steile hellingen. Maar foto’s maken geen geluid en voor de auditieve ervaring komen we dan toch weer terecht bij Loch Lomond. Deze keer is het geen meer, maar een band met dezelfde naam. Bijzondere bijkomstigheid: de band komt uit Portland, USA, en produceert het ingetogen en weerbarstige geluid dat zomaar ontleend zou kunnen zijn aan traditioneel Europees/ Schotse folksongs. Hun liedjes worden nu eens verpakt in de warme klanken van een belcantokoortje, dan weer gestut met robuuste bastonen. De ijle, hoge en geheimzinnige vrouwenstemmen roepen een beeld op van lange slierten mist boven water. Tja, dat moet dan toch dat Loch zijn. Op de vraag of het Loch Lomond net als het Loch Ness zijn eigen monster heeft weet leadzanger/tekstschrijver Ritchy Young misschien het antwoord. Ritchy heeft een stem als een raadsel. Hij klautert even soepel omhoog naar het register van de sopraan als omlaag naar de lage herenbas. Zijn stem striemt en streelt. En wat zingt hij? Hij zingt vreemde, epische liederen. Ze gaan over aardbevingen, spieren om in te snijden, vrienden die op eieren lijken en meisjes die je aan hun haar achterover kan sjorren. Ze bezingen de wreedheid van kinderen. Ze zijn dwingend. Ze willen gehoord worden.
Ze zeggen: ‘It feels good to be young. Little me will start a storm.

Alma Mathijsen: Laura Marling - A Creature I Don’t Know (Ribbon/V2)
Ik wou dat ik Laura Marling was.
Dan schreef ik liedjes voor alle jongens die ik mooi vind, dan speelde ik die op mijn gitaar en vielen ze als een blok. Overdag hoefde ik niet eens grapjes te maken, mijn muziek ’s avonds op het podium zou genoeg zijn om ze voor eeuwig aan mij verslingerd te houden. Onderaan een berg in zwak maanlicht zouden ze bidden tot God opdat ik ze nooit zou verlaten. Misschien zouden ze zelfs wensen dat ik wat minder mooi was omdat het ze te veel wordt. Ik zou zingen: ‘Darling I loved you, I longed to become you, I know what it is you gave, we dance the sorrow, forgive me tomorrow.Want natuurlijk, ik zou nooit blijven, waarom zou ik? Ik wil alleen maar dat ze voor me vallen. Gebroken harten liggen nog zachtjes kloppend achter me in de straten van Londen. Ik wou dat ik Laura Marling was. Dan hoefde ik maar één blik op het publiek te werpen en alle jongens dachten dat die speciaal voor hun bedoeld was. Van binnen smolten ze als ijsblokjes in een kapotte vriezer. Hunkerend naar een lied dat opgedragen was aan hen. Als ik in de buurt zou komen, werden alle jongens week.
Vaders, hou uw zonen binnen als Laura in Holland afmeert. Haar woorden zijn echt, haar stem rauw. Wie haar hoort zit eeuwig aan haar vast. Ik wou dat ik dat kon.