Steeds meer gloednieuwe, hypermoderne popblokkendozen verrijzen in de Nederlandse steden. Zoals het Patronaat in Haarlem of de Eindhovense Effenaar. Intussen smeden steden als Rotterdam, Leiden en Dordrecht plannen voor ‘popverzamelgebouwen’, één pand met daarin onderdak voor meerdere podia en oefenruimtes.
Maar uiteindelijk zijn het niet deze kolossen die de vorm van de plaatselijke en Nederlandse underground bepalen. Die rol is – nog steeds – weggelegd voor kleine, eigenwijze podia. Zij hebben de nieuwe, onbekende en talentvolle acts op de planken die je soms veel later pas elders in het land tegenkomt. Daarnaast krijgen zij andere, soms idealistische organisaties over de vloer met hun eigen events. Niet om te cashen, maar omdat ze het zo graag willen. En op dit alles komt nog een groeiend, divers publiek af ook. De aanhang van ‘the real underground’ groeit nog steeds als kool, merken programmeurs en organisatoren.
Zo is het Amsterdamse Bitterzoet tegelijkertijd een kleine club voor originele feestjes – tot schuifelavonden aan toe – als een laagdrempelige plek voor bands die op het punt staan in grotere zalen te spelen. “Acts waarvan je zegt: ‘dit gaat wat worden!”, zegt programmeur Joris Bakker. “Alamo Race Track stond hier voor twintig man en C-Mon & Kypski hebben een tijdje iedere dinsdagavond geëxperimenteerd. Tegenwoordig komen er standaard zo’n 100 tot 150 man kijken. Dat is al gauw meer publiek dan in de kleine zaal van Paradiso als daar iets nieuws speelt.”
In Utrecht hebben beginnende Utrechtse bands een podium in de vorm van dB’s, een complex met podia en oefenruimtes in een oude busloods. “Acts als We vs. Death, Gem, Solo, Marike Jager zijn begonnen in dB’s”, vertelt programmeur Jeroen Boekhorst. “Vanuit dB’s groeiden zij door naar grotere podia als EKKO.” In de regel geldt ‘wat de boer niet kent, vreet ‘ie niet’, realiseert Boekhorst zich. “Maar de tendens is dat mensen steeds meer op de kwaliteit van onze programmering vertrouwen. Dus wagen ze een gokje om een eindje te fietsen voor een band die ze niet kennen. Het is natuurlijk ook wel stoer als je achteraf in een vol EKKO tegen je vrienden kunt zeggen dat het optreden voor veel minder mensen in dB’s toch beter was.”
De Rotterdamse Exit gaat nog een stapje verder in het ‘podium voor beginners-concept.’ “Het liefst boeken we bands die nog nooit hebben opgetreden”, zegt eigenaar Mark Beljon. ”Voor beginners hebben we iedere donderdag de Breaking Bands Night. Geregeld staan er dan muzikanten van een jaar of 16 op het podium, prachtig is dat.” Erg veelbelovend klinkt dat allemaal niet, maar volgens Beljon kunnen bands die in Exit beginnen weldegelijk garant staan voor kwaliteit. “Sommige van die bands komen beslist verder: vorig jaar stonden een stuk of zeven bands die in Exit begonnen op Metropolis.”
Aan de andere kant bepalen volgens de programmeurs ook diverse externe organisaties zonder eigen onderkomen het succes van de kleine zaal. Zij leven zich uit in het houden van eigenzinnige avonden voor een bescheiden publiek. Zo heeft dB’s hiphopfeesten van Schep! en avonden met experimentele bands van het label Zabel over de vloer. Boekhorst: “Zij hangen hetzelfde doel aan als dB’s, ruim baan voor de underground, en op deze manier versterken we elkaar daarin.” Bitterzoet biedt onderdak aan de vaste reggaefeesten van Stichting Black Star en de bandjesavonden van Amsterdam Underground Collective en Subbacultcha!
De maandelijkse reggaeavond Bass Culture moet wel in een kleine omgeving, zegt organisator Michelle Boekhout. “Reggae heeft een stoffig imago en trekt alleen echte liefhebbers. In een kleine zaal als Bitterzoet is het dan toch al gauw gezellig. Knus heeft natuurlijk ook wel wat.” Ook voor Leon Caren zijn kleine zaaltjes als eigenlijk de enige logische plek voor zijn Subbacultcha!-avonden. “Klein is prettig”, zegt hij “Subbacultcha! is ontstaan als tegenreactie op het gesubsidieerde clubcircuit. Weg van het gereguleerde gevoel, zeg maar.” Of de zaal waar Subbacultcha! plaatsvindt nu Bitterzoet, De Nieuwe Anita, Paradiso of Exit heet, maakt Caren eigenlijk niets uit. “De plek moet passen bij wat ik wil doen en de mensen die er werken moeten een beetje op dezelfde manier over muziek denken als ik.”
Caren is niet gebonden aan een zaal en ook niet aan een stad. Deze maand is Subbacultcha! voor het eerst te gast in de Exit, later dit jaar komt er een avond over de grens, in het Belgischhe Gent. Wel typisch Rotterdams: de labelnights van onder meer Dying Giraffe of Tocado.Records. En zelfs dancegoeroe en partyorganisator Ted Langenbach heeft sinds kort meer behoefte aan intimiteit. Hij houdt zijn Club Semtex in de Exit, naar eigen zeggen omdat hij terug wil naar kleine feesten voor een paar honderd man.
Maar uiteindelijk zijn het niet deze kolossen die de vorm van de plaatselijke en Nederlandse underground bepalen. Die rol is – nog steeds – weggelegd voor kleine, eigenwijze podia. Zij hebben de nieuwe, onbekende en talentvolle acts op de planken die je soms veel later pas elders in het land tegenkomt. Daarnaast krijgen zij andere, soms idealistische organisaties over de vloer met hun eigen events. Niet om te cashen, maar omdat ze het zo graag willen. En op dit alles komt nog een groeiend, divers publiek af ook. De aanhang van ‘the real underground’ groeit nog steeds als kool, merken programmeurs en organisatoren.
Zo is het Amsterdamse Bitterzoet tegelijkertijd een kleine club voor originele feestjes – tot schuifelavonden aan toe – als een laagdrempelige plek voor bands die op het punt staan in grotere zalen te spelen. “Acts waarvan je zegt: ‘dit gaat wat worden!”, zegt programmeur Joris Bakker. “Alamo Race Track stond hier voor twintig man en C-Mon & Kypski hebben een tijdje iedere dinsdagavond geëxperimenteerd. Tegenwoordig komen er standaard zo’n 100 tot 150 man kijken. Dat is al gauw meer publiek dan in de kleine zaal van Paradiso als daar iets nieuws speelt.”
In Utrecht hebben beginnende Utrechtse bands een podium in de vorm van dB’s, een complex met podia en oefenruimtes in een oude busloods. “Acts als We vs. Death, Gem, Solo, Marike Jager zijn begonnen in dB’s”, vertelt programmeur Jeroen Boekhorst. “Vanuit dB’s groeiden zij door naar grotere podia als EKKO.” In de regel geldt ‘wat de boer niet kent, vreet ‘ie niet’, realiseert Boekhorst zich. “Maar de tendens is dat mensen steeds meer op de kwaliteit van onze programmering vertrouwen. Dus wagen ze een gokje om een eindje te fietsen voor een band die ze niet kennen. Het is natuurlijk ook wel stoer als je achteraf in een vol EKKO tegen je vrienden kunt zeggen dat het optreden voor veel minder mensen in dB’s toch beter was.”
De Rotterdamse Exit gaat nog een stapje verder in het ‘podium voor beginners-concept.’ “Het liefst boeken we bands die nog nooit hebben opgetreden”, zegt eigenaar Mark Beljon. ”Voor beginners hebben we iedere donderdag de Breaking Bands Night. Geregeld staan er dan muzikanten van een jaar of 16 op het podium, prachtig is dat.” Erg veelbelovend klinkt dat allemaal niet, maar volgens Beljon kunnen bands die in Exit beginnen weldegelijk garant staan voor kwaliteit. “Sommige van die bands komen beslist verder: vorig jaar stonden een stuk of zeven bands die in Exit begonnen op Metropolis.”
Aan de andere kant bepalen volgens de programmeurs ook diverse externe organisaties zonder eigen onderkomen het succes van de kleine zaal. Zij leven zich uit in het houden van eigenzinnige avonden voor een bescheiden publiek. Zo heeft dB’s hiphopfeesten van Schep! en avonden met experimentele bands van het label Zabel over de vloer. Boekhorst: “Zij hangen hetzelfde doel aan als dB’s, ruim baan voor de underground, en op deze manier versterken we elkaar daarin.” Bitterzoet biedt onderdak aan de vaste reggaefeesten van Stichting Black Star en de bandjesavonden van Amsterdam Underground Collective en Subbacultcha!
De maandelijkse reggaeavond Bass Culture moet wel in een kleine omgeving, zegt organisator Michelle Boekhout. “Reggae heeft een stoffig imago en trekt alleen echte liefhebbers. In een kleine zaal als Bitterzoet is het dan toch al gauw gezellig. Knus heeft natuurlijk ook wel wat.” Ook voor Leon Caren zijn kleine zaaltjes als eigenlijk de enige logische plek voor zijn Subbacultcha!-avonden. “Klein is prettig”, zegt hij “Subbacultcha! is ontstaan als tegenreactie op het gesubsidieerde clubcircuit. Weg van het gereguleerde gevoel, zeg maar.” Of de zaal waar Subbacultcha! plaatsvindt nu Bitterzoet, De Nieuwe Anita, Paradiso of Exit heet, maakt Caren eigenlijk niets uit. “De plek moet passen bij wat ik wil doen en de mensen die er werken moeten een beetje op dezelfde manier over muziek denken als ik.”
Caren is niet gebonden aan een zaal en ook niet aan een stad. Deze maand is Subbacultcha! voor het eerst te gast in de Exit, later dit jaar komt er een avond over de grens, in het Belgischhe Gent. Wel typisch Rotterdams: de labelnights van onder meer Dying Giraffe of Tocado.Records. En zelfs dancegoeroe en partyorganisator Ted Langenbach heeft sinds kort meer behoefte aan intimiteit. Hij houdt zijn Club Semtex in de Exit, naar eigen zeggen omdat hij terug wil naar kleine feesten voor een paar honderd man.