‘Elk van ons moet van dit leven scheiden,
’t Koopren lover van de esdoorn kwijnt…
Wees gezegend tot het eind der tijden,
Al wat bloeit en daarna weer verdwijnt.’
Het laatste couplet van het openingsnummer van het nieuwe Kift-album is de hele plaat in een notendop. Het Zaanse collectief is zich maar al te bewust van de beperkingen van de mens, maar gaat liever niet bij de pakken neer zitten. Sterker nog, juist in die beperkingen laat het echte leven zich zien. Het is de basis voor wederom een rijk en intens album.
De Kift is een bont gezelschap. De band uit de Zaanstreek bestaat (in de huidige bezetting) uit maar liefst negen muzikanten. In de studio is altijd plek voor een bevriende band als Stuurbaard Bakkebaard, of zelfs voor het complete Fanfarecorps Crescendo uit Assendelft. Bastrombone, steeldrum en accordeon zijn geen ongewone instrumenten. Met dat uitzonderlijke instrumentarium heeft De Kift de afgelopen achttien jaar een indrukwekkend oeuvre opgebouwd en een heel eigen universum.
Tot op heden verschenen zeven albums met indrukwekkende hoezen: een fotolijst, een sigarenkistje, een jubileumboek met plakprenten voor de fans. Allen met grote liefde en gevoel voor vaderlandse historie in elkaar gezet. Het nieuwe album is verpakt als een postpakketje, met uiteraard een uitgebreid boekje met teksten (in drie talen: Nederlands, Frans en Engels) en tekeningen.
De Kift bevindt zich op een vreemd snijvlak tussen experiment en traditie, tussen boeren vleselijkheid en hoge literatuur, lichtvoetigheid en absurdisme. Die vreemde tegenstelling wordt fraai vertaald in de onbehouwen stem van Ferry Heijne en de robuuste arrangementen van het collectief. Op 7 is dat een vreemde en bezwerende mengeling van Oost Europese hoempa, hoekige rock en fanfare.
Ook deze zevende Kift staat vol wonderlijke figuren: reizigers, zwervers en alcoholisten, die in hun zoektocht worden bijgestaan door een talisman. Het zijn dit keer Russische personages, want de teksten zijn zonder uitzondering gebaseerd op gedichten van dichters als Alexander Poesjkin, Sergei Jesenin en Boris Ryzji. Het zijn − zoals we ze kennen van De Kift − ploeteraars, dromers, denkers. Mensen die zich verbonden voelen met hun aardse bestaan en hun menselijke relaties en die tegelijk de rumba dansen met een zeis.
Het gaat misschien wat ver om De Kift uitdrijvers van demonen te noemen, maar op zijn minst wil de band een reisgenoot zijn voor zijn luisteraars. Zo kan de Kiftliefhebber er weer even tegen. Vol goede moed zijn eigen vergankelijkheid tegemoet, gewapend met het woord en een goede fles drank.
Het album 7 van De Kift staat nu in de Luisterpaal.
’t Koopren lover van de esdoorn kwijnt…
Wees gezegend tot het eind der tijden,
Al wat bloeit en daarna weer verdwijnt.’
Het laatste couplet van het openingsnummer van het nieuwe Kift-album is de hele plaat in een notendop. Het Zaanse collectief is zich maar al te bewust van de beperkingen van de mens, maar gaat liever niet bij de pakken neer zitten. Sterker nog, juist in die beperkingen laat het echte leven zich zien. Het is de basis voor wederom een rijk en intens album.
De Kift is een bont gezelschap. De band uit de Zaanstreek bestaat (in de huidige bezetting) uit maar liefst negen muzikanten. In de studio is altijd plek voor een bevriende band als Stuurbaard Bakkebaard, of zelfs voor het complete Fanfarecorps Crescendo uit Assendelft. Bastrombone, steeldrum en accordeon zijn geen ongewone instrumenten. Met dat uitzonderlijke instrumentarium heeft De Kift de afgelopen achttien jaar een indrukwekkend oeuvre opgebouwd en een heel eigen universum.
Tot op heden verschenen zeven albums met indrukwekkende hoezen: een fotolijst, een sigarenkistje, een jubileumboek met plakprenten voor de fans. Allen met grote liefde en gevoel voor vaderlandse historie in elkaar gezet. Het nieuwe album is verpakt als een postpakketje, met uiteraard een uitgebreid boekje met teksten (in drie talen: Nederlands, Frans en Engels) en tekeningen.
De Kift bevindt zich op een vreemd snijvlak tussen experiment en traditie, tussen boeren vleselijkheid en hoge literatuur, lichtvoetigheid en absurdisme. Die vreemde tegenstelling wordt fraai vertaald in de onbehouwen stem van Ferry Heijne en de robuuste arrangementen van het collectief. Op 7 is dat een vreemde en bezwerende mengeling van Oost Europese hoempa, hoekige rock en fanfare.
Ook deze zevende Kift staat vol wonderlijke figuren: reizigers, zwervers en alcoholisten, die in hun zoektocht worden bijgestaan door een talisman. Het zijn dit keer Russische personages, want de teksten zijn zonder uitzondering gebaseerd op gedichten van dichters als Alexander Poesjkin, Sergei Jesenin en Boris Ryzji. Het zijn − zoals we ze kennen van De Kift − ploeteraars, dromers, denkers. Mensen die zich verbonden voelen met hun aardse bestaan en hun menselijke relaties en die tegelijk de rumba dansen met een zeis.
Het gaat misschien wat ver om De Kift uitdrijvers van demonen te noemen, maar op zijn minst wil de band een reisgenoot zijn voor zijn luisteraars. Zo kan de Kiftliefhebber er weer even tegen. Vol goede moed zijn eigen vergankelijkheid tegemoet, gewapend met het woord en een goede fles drank.
Het album 7 van De Kift staat nu in de Luisterpaal.