PoppuntZeeland – organisator van het popsymposium als onderdeel van de Zeeuwse popconventie 2009 – vroeg deze middag de aandacht voor de vraag: “Pop, wat valt er te halen? En, wat levert het op?”. De sprekers op dit symposium maakten duidelijk wat we weten over de betekenis van de popsector (voor uitvoerders, organisatoren en beleidsmakers) en wat er infrastructureel en letterlijk valt te halen.
Welke weetjes zijn er over pop?, vroeg gespreksleider Ron Lubbersen. Landelijk en regionaal onderzoek kwam daarvoor over het voetlicht. Remko van Bork (&Concept) nam de vloer voor de uitkomsten van het eerste landelijk onderzoek naar amateurpopmuziek - “ 395 minuten”. Meer dan 6 uur per week is de gemiddelde amateurpopmuzikant bezig met het maken van muziek. En daar blijft het niet bij. Belangrijke conclusies: het is meer dan een hobby, het is ”a way of life”, en je doet het vooral voor de lol. Het is meer dan tijdverdrijf, het geeft voldoening ( “ I can’t get no” gaat dus niet op). Pop is voor alle leeftijden en hoort dus niet langer uitsluitend thuis in de hoek van het jeugdbeleid. Het is een autonome sector, met betekenis voor o.a. economie en cultuureducatie en het is de meest laagdrempelige vorm van cultuurparticipatie, juist ook voor de categorie lager opgeleide mannen. Het onderscheid tussen professionele popbeoefenaars en amateurs is niet relevant, volgens Van Bork.
Amateurs willen niet in de eerste plaats rijk en beroemd worden, de lol die je eraan beleeft geeft de echte amateurbeleving weer: het levert geen substantieel inkomen op, het is juist een betrekkelijk dure hobby met gemiddeld zeker €2300 aan jaarlijkse uitgaven én je kunt het doen zonder ter zake doende opleiding (het bereik van de muziekscholen is slechts 25%). Met de berekende 500.000 amateurpopbeoefenaars in Nederland ontstaat een indruk van de omvang van het totaal aan individuele uitgaven en dus van één aspect van de economische betekenis van Pop.
Scoop-onderzoekster Nadet Somers en afstudeerstagiaires Joost Vlieger en Fabian Stuijt lieten horen hoe het staat met de popbeoefening in Zeeland. Ongeveer 300 popbands zijn er aangetroffen in de provincie. Maar er zijn meer redenen om popbeleid te voeren: het biedt mogelijkheden om uit te gaan en is daarmee een vestingsfactor, het draagt bij aan cultuurparticipatie en brengt gewoon geld op voor de regionale economie.
Op basis van de aanpak van het landelijke “395-minuten”onderzoek zijn in Zeeland de wensen en behoeften nagegaan op het terrein van de amateurpop met als doel deze om te zetten in goed popbeleid door Provincie en gemeenten. Vooral de gemeenten zouden nog een slag kunnen maken, was hun indruk.
De jonge onderzoekers zijn tot de conclusie gekomen dat nogal wat (pop)geld weglekt uit de regionale economie. 45% van het concertbezoek van Zeeuwen ( met een gemiddelde besteding van ca €55) vindt buiten Zeeland plaats.
Om te beginnen zouden daarom de Zeeuwse podia beter moeten worden en moet er een grotere variatie komen in het aanbod ( nieuwe muziekgenres uit de reeks van 115 stijlen). Er zou ook goed nagedacht moeten worden over een middelgrootpodium voor ca. 1000 bezoekers in Zeeland. Vanuit de zaal klonk verder duidelijk de roep om een betere coördinatie van de programmering in de regio. Een professionele koepel voor de podia zou daaraan bijdragen. Ook de samenwerking tussen overheid en particuliere ondernemers kan beter. Een gezamenlijke benadering van de pop levert alle partijen materiële en/of immateriële winst op.
Peter de Bruin van I&O-research belichtte het belang van popmuziek voor het imago van een stad of regio ( “Ons Zeeuwen bin poppig”). Hij besprak de instrumenten van city- of regiomarketing en evenementen-monitoring die daarvoor ingezet kunnen worden. Een evenementenmonitor levert informatie over bezoekersprofielen, opbrengsten en waardering. Die bezoekersinformatie geeft zicht op de economische effecten (waaronder het multiplier-effect) en de uitwerking op het imago van een regio of stad. Tevens geven de monitoruitkomsten aanwijzingen voor het (subsidie-)beleid.
Wat was er naast onderzoeksuitkomsten verder te halen op het symposium? Nederland is naast popland toch ook fondsen- en subsidieland. De Provincie Zeeland en de Zeeuwse gemeenten denken graag met organisatoren en uitvoerders mee over de mogelijkheden voor de kunstbeoefening die pop is. Maar is er dan ook (aanvullend) geld voor? Een tweetal fondsen ( het Nederlands Fonds voor de Podiumkunsten en het Fonds voor de Cultuurparticipatie ) vertelden de symposiumbezoekers wat er wel ( en dus ook niet) mogelijk is. Toch bleef de indruk hangen dat het antwoord op die vraag niet altijd zo eenduidig is. De fondsenmensen adviseerden nadrukkelijk contact te zoeken met hen voor een goed gesprek over een aanvraag. Dat kan voorkomen dat een vaak omslachtige aanvraagprocedure moet worden doorlopen, terwijl er niet echt perspectief is op een bijdrage ( “ I can get NO”). Die omslachtigheid van aanvragen deed de zaal verzuchten dat dit toch zeker simpeler zou moeten kunnen. De gang van zaken bij de fondsen is na te zien op hun websites: www.nfpk.nl en www.cultuurparticipatie.nl.
Te trekken conclusie bij dit symposium: Pop brengt uitvoerders, organisatoren, beleidsmakers en bestuurders materiële of immateriële winst. Het draagt bij aan de regionale economie, het is meedoen en het geeft voldoening.