Een fraaie aankondigingsposter met daarop een ouderwets aandoende robot en `roadburn presents´ en de liefhebber weet genoeg: je kunt vettige types met baarden en harde psychedelische rock verwachten.
Voorprogramma Dead Meadow zet de klok terug naar pak ‘m beet 1969. Een vloeistofdia waaiert over het drumstel en we horen sitarklanken terwijl een zwaar bebaarde drummer plaatsneemt.
Maar die hippiesuggestie wordt bruut verstoord zodra de gitaar inzet. Het trio uit Washington DC klinkt verdacht veel als een stonede Black Sabbath uit de beginperiode: een supergruizige gitaar a la Blue Cheer, een zompende bas en duwende drums die een zwaar gemuteerde psychedelische bluesrockvariant spelen. Alleen een Ozzy ontbreekt nog. De nauwelijks hoorbare zang van gitarist Jason Simon draagt net als zijn `shoegazerhouding´ niet echt veel bij en lijkt soms alleen meer bedoeld om de minutenlange simpele groovethema’s wat meer variatie te geven.
Maar ondanks de monotoonheid en de matige zang maakt het gezelschap indruk door de authentieke sound en de natuurlijk klinkende tempo- en dynamiekwisselingen. De eerste deinende hoofdjes in het publiek zijn dan ook al snel te zien.
Sporadisch komt er tussen de blubbergrooves en de fraaie wah-fuzz-echo gitaarmuur nog een deun voorbij die wat meer op een liedje lijkt. Geen reden om meteen al hun platen te kopen maar wel een leuke band voor als je zin hebt in een langzamere, ouderwetsere variant van Black Rebel Motorcycle Club. Of als je met een dikke joint op gitaarrock wil deinen.
Black Mountain debuteerde begin dit jaar met een naar zichzelf vernoemde plaat die prettig indie gitaarrock met meer stonerrock achtige zaken afwisselt. Het ene moment roepen de nummers oude Pink Floyd en Velvet Underground sferen op, om het volgende nummer vrolijk uit een meer stonerrock vaatje te tappen. Door die afwisseling klinkt de plaat eigenlijk stukken minder ouderwets dan je zou verwachten. Live lijkt het allemaal meer één geheel te vormen. Een soort stonerrock plus dus, wat een verademing is in dit door te veel derderangs Kyuss imitaties geplaagde genre.
Glamour en hipheid is meestal ver te zoeken in deze contreien. Zo ook bij het canadese Black Mountain. Frontman Stephen McBean heeft zo’n hopeloze baard dat het wel een statement moet zijn. De enige dame in het gezelschap lijkt qua uiterlijk en podiumhouding zo te zijn weggelopen bij de Magic Numbers, en de toetsenist zou niet misstaan in een seventies hardrockband. Onderhoudende praatjes met het publiek zijn er ook niet.
Maar de muziek mag er wel zijn, en wordt vol overtuiging gebracht. In plaats van alleen riffs brengt deze band nummers, die door de analoge vette synthsounds, de meerstemmige zang en de gedoseerde handpercussie fraai aangekleed worden. Het dubbel aantal muzikanten ten opzichte van het voorprogramma wordt dus gelukkig gebruikt voor dubbel zoveel opbouw en arrangement in plaats van dubbel zoveel volume.
Wel wat jammer dat de zang van zangeres Amber Webber niet echt goed te horen is. Ook op de Velvet/Stones achtige kraker No Satisfaction komt ze niet echt uit de mix. Maar dat kan de avond niet bederven, de door de synth wat progrock achtige kraker No Hits pompt bijvoorbeeld erg aanstekelijk.
De absolute headbangerkraker van de avond is het opbouwende en meeslepende `Don’t run our hearts around´. EKKO is op dat moment compleet veranderd in een zee vol dobberende hoofden. En dat lijkt me voor de verdienstelijke makers van deze sonische landschappen het mooiste uitzicht wat ze zich kunnen wensen.
Gezien: Black Mountain en Dead Meadow, EKKO vrijdag 11 november 2005
Psychedelische baardrock: Black Mountain en Dead Meadow in EKKO
Sonische onhippe Canadese retrorockers en Amerikaanse oerrockers weten te bedwelmen
Wie de term `roadburn´ op een poster ziet weet het meteen: harde psychedelische rock. Ook deze keer weinig fashion statements en uiterlijk vertoon, maar wel uitermate geschikte muziek om op te deinen. Met name Black Mountain maakt indruk met crossover tussen stonerrock en indie.