Het is een gure zaterdagavond, echt een avond om je over te geven aan sombere meditaties over de eindigheid van het leven, het jammerlijk mislukte bestaan, en wat dies meer zij, maar zie: om ons heen spoeden bont verklede, ongepast vrolijke lieden zich naar het etablissement van hun keuze, teneinde zich door een dubbel bombardement van alcohol en carnavalsmuziek van de laatste hen kwellende hersencellen te ontdoen. Het zijn harde tijden voor mensen die wel nog over een goed functionerend centraal zenuwstelsel wensen te beschikken; mensen die alleen maar in een droeviger stemming geraken door al die ongefundeerde feestvreugde. Is er dan nergens uitkomst? Een behaaglijk zwart licht dat ons weg kan dragen van deze al te schrille kleuren en klanken? Naarstig speurend in de concertagenda wordt het bezwaarde gemoed ineens lichter: het Tilburgse viertal Treurwilg heeft juist deze avond uitgekozen om alle onverbeterlijke droefsnoetjes een hart onder de riem te steken, en wel met de presentatie van haar tweede langspeler. Is er een toepasselijker wijze om de tweeëntwintigste dag van de tweede maand van het jaar des Heren 2020 door te brengen? We dachten van niet, en velen zijn het met ons eens, want in de krappe ruimte van het café is het voor aanvang al stervensdruk.

Gelukkig gaat al vrij snel de deur naar de zaal open, en niet lang nadat de aanwezigen zich over de ruimte hebben verspreid, begint het Belgische Fading Bliss aan zijn set. Het wat krukkige Engels waar de frontman ons met een dik accent op vergast, doet vermoeden dat we hier niet met Vlamingen van doen hebben, en inderdaad zien we achteraf dat de band uit het Franstalige Luik afkomstig is. Ook muzikaal wijkt dit veelkoppig gezelschap iets af van de rest van het aanbod op deze avond – niet, dat ze geen doom spelen, maar anders dan de andere formaties sluiten ze direct aan bij het gothische doomgeluid dat bands als Theatre Of Tragedy in de laatste jaren van de vorige eeuw ontwikkelden, zonder zich om de muzikale trends en geplogenheden van de tussenliggende decennia te bekommeren. Het kale, onopgesmukte geluid dat ons op een slepend tempo tegemoet komt waaien zal menig oudere bezoeker herinneren aan zijn jonge jaren, terwijl de jonkies in het publiek wellicht voor het eerst kennismaken met deze meer ingetogen vorm van musiceren. Een behoorlijk trage start dus, die onbedoeld nog slomer wordt door de microfoonproblemen die een lang oponthoud in de set noodzakelijk maken. Deze rustige terugblik op de dagen van weleer maakt wel eens te meer duidelijk hoeveel groei en/of verandering het genre in dit nog jonge centennium heeft doorgemaakt.

Het vervolgens aantredende Faal is uiteraard een gedoodverfd voorprogramma voor Treurwilg, ook al omdat deze band als een soort mentor voor het meer jeugdige treurgezelschap heeft gefungeerd. De vakkundig dichtgesmeerde muur van geluid maakt onvermoede energieën los in de dicht opeengepakte zaal; bij een nummer dat als ‘emotioneel’ wordt aangeprezen gaat dit zelfs zo ver, dat er een felle en enigszins onaangenaam ogende moshpit voor het podium ontstaat. De wijze woorden van frontman William dat zoiets niet de bedoeling is bij een doomconcert komen helaas te laat, want het leed is dan al geschied, getuige de ambulance die we na het optreden voor de deur zien staan. De jeugd is nu eenmaal onstuimig, en een ongeluk of licht gewelddadig misverstand zit dan in een klein hoekje, maar dit soort uitgesponnen doomcomposities is toch echt bedoeld als aanzet tot troebele overwegingen en introspectie, niet tot ontvelde knuistjes en bloedneuzen. Afijn, een en ander was slechts een kleine wanklank, want het optreden van onze in rouw en verdriet bedreven streekgenoten, die nog kans zagen om het oudje ‘The Clouds Are Burning’ in hun setlist op te nemen, mag voor het overige zonder meer als geslaagd de boeken in, wat alleen al bewezen wordt door het feit dat het overgrote merendeel van het publiek tot het einde van de set in de ramvolle zaal blijft.

Met al dat onvoorzien oponthoud is het ondertussen al na elven voor Treurwilg eindelijk kan aftikken, maar gelukkig is de setlist vrij overzichtelijk: Op het programma staat slechts de integrale vertolking van het nieuwe werkstuk ‘An End To Rumination’. Het antwoord op de vraag aan welke overpeinzing hier precies een eind komt, moet uw recensent u schuldig blijven, maar de alleszins verstaanbare begin- en slottekst (nu ja, de begintekst gaat live een beetje verloren in het geroezemoes, dat moet gezegd) doen vermoeden dat het hier een onderzoek naar de eigen diepste angsten betreft, waarbij in het midden wordt gelaten of dit uiteindelijk een heilzame activiteit was, of juist een vlucht in het eigen bewustzijn, weg van de realiteit. Hoe dit ook zij, een sfeer van twijfel en vergeefsheid doortrekt het hele album, dat naast enkele recentere invloeden, duidelijk veel te danken heeft aan een Engelse doomgrootheid als My Dying Bride (niet ten onrechte merkt Schopenhauer ergens op dat dit volk erg ontvankelijk is voor gevoelens van (zelf)medelijden). De ook ruimschoots aanwezige stevige passages voorkomen dat we helemaal verdrinken in een vloed van tranen; die afwisseling draagt er vast ook toe bij dat we voor ons gevoel zeer snel aan het einde van de set zijn aanbeland. Wanneer we dan maar de thuisreis aanvaarden valt ons op dat we door vrijwel verlaten straten lopen. Een bij-effect van de overvloedig gevallen regen, of toch van het optreden van Treurwilg? Wie zal het zeggen...