Alvorens Theo met zijn oude, meer muzikaal begaafde kompaan Ed en de rest van de band de spreekwoordelijke planken betreedt, hebben De Stekkers de ondankbare taak de op deze vrijdagavond vrijwel niet vooruit te branden Hall wat op te warmen. Nou ja, dat is niet volledig waar, want de band, die als het de verslaggever goed bijstaat uit Heusden komt (niet het pittoreske vestingstadje, maar het troosteloze boerengat in de buurt van Asten, waar één of andere aristocraat in de zeventiende eeuw nog hele hordes ‘heksen’ heeft verbrand om er met hun poet vandoor te kunnen gaan) heeft vermoedelijk enkele fans uit de streek meegenomen; hoe het ook zij, voor het podium staan enige enthousiastelingen die zich wel van dermate wilde danspasjes bedienen, dat het niet helemaal mag verbazen dat zich daar verder niemand meer tussen durft te wagen.
De ‘vuige organtronic garagepunk’ ademt een retrorurale sfeer en kent hier en daar wat surfaccenten, die ook muzikaal goed aansluiten bij de hoofdact, wat al helemaal gezegd kan worden van de komieke uitstraling, die echter meer te danken heeft aan uitdossing en podiumpresentatie dan aan de gevatte teksten waar Hausmagger in belangrijke mate op drijft. De fotograaf van dienst staat erop dat wordt vermeld dat het karakteristieke orgel een doorslaggevende bijdrage levert aan de inkleuring van het totaalgeluid, en dat is ook zo, dus bij dezen. In elk geval staat buiten kijf dat het heel goed zuipen is bij de ruige klanken van De Stekkers, wat ze een geknipt voorprogramma maakt voor de show van Theo Wesselo, die immers ook niet vies is van een drankje (tenminste, als hij zijn onzalige afkickpogingen definitief achter zich heeft gelaten, wat waarschijnlijk beter voor hem is).